1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 21
13 van de afstammingsleer aangevoerd zijn. Maar het schijnt toch gewenscht er nogeens aan te herinneren, omdat het lijkt alsof vele van die bezwaren geheel vergeten zijn. Zoo schrijft More b.v, over de bewfering, dat vogels zich uit pterosauren ontwikkeld zouden hebben: ,,Wij zouden deze punten w ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 22
14 O' Toole meer natuurwetenschappelijk. Prof, O' Toole is tegelijk theoloog en bioloog. Hij geeft den indruk de evolutiekwestie volkomen te beheerschen en citeert met veel gemak uit alle mogelijke boeken en artikelen uit wetenschappelijke periodieken, O' Toole begint met op te merken, dat er in ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23
15 verdubbeling van chromosomen. Men kan theoretisch aantoonen, dat in bepaalde gevallen een vorm zou kunnen ontstaan, de z.g, tetraploïden-vorm, die voldoet aan het steriliteitskenmerk van een afzonderlijke soort, Of deze soort echter voldoende vruchtbaar zou zijn om te blijven voortbestaan, is ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 24
16 bevestiging. Ten tweede geeft de theorie niet aan, door welke factoren het verschil tusschen de afstammelingen tot stand komt. In de derde plaats is de theorie niet in staat een systeem van transmutatie op te stellen, dat erfelijkheid en variatie saambrengt in een logisch samenhangend op feite ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 25
17 verschillende phylogenie hebben. Al deze vormen van convergentie — waarvoor verschillende voorbeelden zijn aan te voeren — maken het palaeontologisch bewijs voor de evolutieleer zeer zwak. Het derde bezwaar dat aangevoerd wordt tegen de evolutieleer of het transformisme, zooals O' Toole altijd ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26
18 En zoo is het ook met de resultaten der vergelijkende anatomie. We noemden straks als voorbeeld de overtollige tepels. Men kan toch zeer w^el de opvatting verdedigen, dat er een natuurwet, of wil men scheppingsgedachte, bestaat, die vordert dat tepels, wanneer zij om de een of andere, bekende ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 27
19 b.v. de eenvoudige opvatting, dat alle soorten gelijktijdig naast elkaar geschapen zijn, — behalve de waarneming van de fossiele stamboomen, die de palaeontologie aan het licht bracht. Deze waarneming schijnt zeer moeilijk te rijmen met het Genesisverhaal naar zijn meest eenvoudige opvatting. ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 28
20 litteratuur en hij citeert zeer veel de meest eminente autoriteiten in dit land en in Europa." „Wanneer men" — schrijft Miller — ,,de geschriften leest van Price die een aangenamen literairen stijl heeft en de auteursgave om de zaken populair voor te stellen, dan moet men het betreuren, dat de ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29
21 ook door den een met meer vrijmoedigheid dan door den ander. Er zijn bedachtzame geologen, die opmerken, dat men hier met groote omzichtigheid te werk moet gaan en alleen geslachten, die een zeer snelle evolutie doorgemaakt hebben, mag gebruiken. Maar toch geven alle geologen toe, dat de aardl ...
1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 30
22 solideerd materiaal, dat aan tertiaire formatie of pleistoceen doet denken. Dan somt Price een aantal voorbeelden op van v\'at men in de geologie noemt deceptieve conformiteit. Men spreekt van deceptieve bedekking wanneer een jonge laag op een zeer oude ligt, Den laatsten tijd zijn er heel wat ...