GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-indrukken.

30 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

De missive "fa.r& Msp: ; ^^0^i£^m> •Fortman CS. - ^ « ^ ^ ^ ^ i

Naar het ons voorkomt, werd aan he't schrijven, ^ dat door Dr J. P. de Gaay Fortman c.s. in Januari vAn dit jaar aan de Synode werd gezonde^-ve^ te weiiiig aandacht geschonken.

Men versta dit wel.

Niet de Synode draagt hiervan de schuld.

Die heeft er haar tijd aan besteed en het grondig behandeld.

Maar buiteii haar is deze zaak al te spaarz.aami besproken.

Toch zou zij voor onze kerken van .groot gej wicht kunnen worden.

Daarom dient er hier nog weleens opzettelijk o| gewezen.

Er zijn verschillende oorzaken op te geven, waar-^^ om deze missive niet tot haar recht is gekomen.

AaiT haar ging iets vooraf en op haar volgde % iets, dat het belang, daarin bepleit, niet weinig heeft geschaad en al te zeer op den achtergrond'J heelt gedrongen.

Aan haar ging vooraf de publikatie van een stuk, dat door twee onderteefcenaars der latere missive was opgesteld, n.l. door Dr Rijk Kramer en Drs C. J. Honig, op de vergadering in „Belïevue", waar de heer K. v. d. Berg de leiding had, was voorgelezen en ter Synode zou gezoriden^«i worden.

Dit stuk nu droeg een zeer eenzijdig karakter.

Het zocht achter de aanklacht, welke tegen Dr 8^^^ was ingediend, iets persoonlijks; trachtte op de personen, die zich tot de Classis Amsterdam hadden gewend, een ongunstig licht te werpen; suggereerde, dat door de Classis Amsterdam zulke afgevaardigden naar de Partiküliere Synode van Noord-Holland hadden gezonden moeten worden, , , die in deze zaak meer sympathiek stonden tegenover Dr Geelkerken"; gaf een scheeve voorstelling van het advies, door de theologische hoogleeraren aan de Classis Amsterdam verstrekt; gaf de Synode^^ in overweging om in een „dolloqium dootum" t? *^ handelen over de eerste drie hoofdstukken van Genesis en dat geheel los te maken Vatr , , het geschil, dat tegenover Dr Geelkerken gaande is" en • vertrouwde, dat Dr Geelkerken daaraan zou „medf-.^^ werken met al zijn kracht". - fvfiK^f' \~_

Men gevoelde het dadelijk: 'dit^stuk' getuigde vaflsterke vooringenomenheid.

Het miskende ten eenenmale den ernst van d^ toestand. " .j^g,

Toen dan ook bekend werd, dat deze heereii' met nog v< > le anderen een missive de Synode liac^|-

den doen toekomen, sprak het vanzelf, dat menigeen dacht: de missive zal wel een soortgelijken geest ademen als het bekende stuk en dat er daarom niet de noodige notitie van genomen werd.

En toch de.rnissivfehad..een geheel, anderen

Zij sprak een KeéT andere'taaï." '

R Waar zij niet in de gewone Synode-verslageu Averd opgeiiomen en wij vóór enkele dagen nog ontwaarden, dat men de missive met het Bellevuestuk vereenzelvigde, lijfet het ons ter volkomen opheldering gewenscht de missive hier onder het oog onzer lezers te brengen.

Hooggoaclite Heeren en Broeders.

Oiidergeteekenden nemen de vrijheid zich lot uwe , vel gadeving te wenden met een Iroogst ernstig verzoek, ? verband lioudende met de zaak der Kerk van Am-: 'sterdam-Zuid.

? Voor zij dit verzoek u ter overweging aanbieden, ' spreken zij den vurigen wensch en de vaste lioop uit, dat onder de leiding des Heiligen Geestes, in broederlijke welwillendheid eener-en anderzijds, een oplos-, sing worde gevonden, die de rust in onze Kerken voor ~de toekomst zooveel mogelijk verzekert en die waarborg biedt, dat alle gaven en krachten, door bet Hoofd der Kerk ons in dezen tijd geschonken, voor , de meerdere ontplooiing der openbare waarheid Gods in de toekomst behouden blijven. /

Vervolgens spreken zij als bun overtuiging uit: • ten eerste, dat wij tbans leven in een tijd, waarin belangrijke wetenschappelijke vraagstukken van tbeologiscben, ken-tbeoretiscben, natuurwetenscbappelijken, juridiscben aard bestaan, alle verband houdende met de beschouwing der Heilige Schrift, - wier oplossing dringend gewenscht, zoo niet volstrekt noodzakelijk is te achten, zal de eenheid onzer Kerken Avorden bewaard, en bet geloof der gemeente worden versterkt.

Ten tweede, dat sommige dezer vraagstukken onder ons reeds een begin van oplossing hebben verkregen door de studie van wijlen Dr A. Kuyper, wijlen Dr J. AVoltjer, wijlen Dr H. Bavinck, Dr W. Geesink e.a., een oplossing, die evenwel nog niet tot vob komen rijpheid is gekomen, terwijl bovendien geen eenheid van meening wordt gevonden; men denke bijv. slechts aan de beschouwing van Genesis I, die : te vinden is in „Het Boek der Geboorten" van wijlen Ds J. C. Sikkel. Het schijnt ondergeteekenden van boog belang, dat getracht worde naar eenheid van beschouwing, waardoor aan menig hart een ongekende rust zou worden geschonken.

Ten derde, dat wetenschappelijk onderzoek door ; geloovige wetenschappelijke mannen • (zij denken hierbij ' aan de onderzoekingen van Dr C. van Gelderen en Dr A. Noordtzij), geleid heeft tot resultaten van groot •belang voor een beter verstaan der Heilige Schrift, •maar ook tot conclusies, welke moeilijk vereenigbaar schijnen met de bij ons veelszins geldende Schrift-•opvatting, welke laatste ook. schijnt te spreken uit •. de door do Classis Amsterdam aan Dr Geelkerken gestelde vragen, n.l. een Schriftopvatting waartegen Dr Kuyper ons reeds ernstig waarschuwde.

Op grond van liet voorgaande meenen zij met vrijmoedigheid het dringende verzoek te mogen doen, indien mogelijk met instemming van alle leden der Generale Synode, te besluiten tot de instelling eener 'commissie van wetenschappelijke mannen op verschillend gebied (eventueel toevoeging van niet-theologen aan de aangewezen deputaten voor den uitbouw' der : belijdenis, voorzoover het de aangeroerde quaestie 'betreft, en herziening hunner instructie), die het ^Taag-; stuk van de rechte beschouwing der Heilige Schrift ; ernstig moge onderzoeken, en trachte ons te leiden tot meerdere zekerheid dienaangaande, opdat, waar ^ deze vraagstukken de hoofden en harten van zoovele • medelevende en over deze dingen nadenkende leden ; onzer Kerken zoo dikwijls angstig bezig Irouden, de • gemeente gesterkt en, opgebouwd worde in baar-allerheiligst geloof. f^^Si

(w.g.) Dr J. P. de Gaay Fortman, Den Haag; " •fef'A. Goote, Amsterdam; Drs C. J. Honig, Amsterdam; A. : .Jonkman, Amsterdam; Dr Rijk Kramer, Amsterdam; Dr \\. J. A. Schouten, Kampen; Dr H. R. AVoltjer, ; Leiden.

i Met deze missive hadden tal van belijdende leden eener Gereformeerde Kerk', waaronder vele akaderaisch gevormden, hun instemming betuigd.

Men ziet hieruit, welk wijd verschil er bestaat tusschen deze missive en — wat - wiji maar weer kortheidshalve zullen noemen het Bellevue-stuk.

Het is bijna zuiver objek'tief gehouden.

Bijna, zeggen we.

Want er staat één zinsnede in, welke de missive ontsierde.

Het is deze: „conclusies, welke moeilijk vereenigbaar schijnen met de bij' ons veelszins geldende Schriftopvatting, welke laatste ook schijnt te spreken uit de door de Classis Amsterdam aan Dr Geelkerken gestelde Vragen n.l. een Schriftopvatting waartegen Dr Kuyper ons reeds ernstig waarschuwde".

Het verwijt aan de Classis Amsterdam was geheel onverdiend.

Trouwens, het was tevens een verwijt aan de theologische hoogleeraren, die geadviseerd hadden dezelfde vragen met een geringe wij'ziging opnieuw aan Dr Geelkerken te stellen.

Het bleek, dat de rekwestranten in dit opzicht niet voldoende georiënteerd waren.

Maar overigens kon deze missive begroet worpen als een Verblijdend verschijhsel.

I Dat deed de Synode ook.

" Zij toonde, dat het BelleVue-stuk in geenen deele bevooroordeelend op Iraar had gewerkt.

Zij nam de missive, gelijk ze daar lag en verbond er geen vóórgeschiedenis aan, wat oo'k niet hilhjk 7-ou zijn geweest, omdat.ggle^j^y^rantwoordeliikheidi de missiv©*d; o#'.; ^fel: ''iïieer personen wertlH gedragen, dan die voor h.et gemelde stuk.

Alleen de passage, waai'opi. wij' daareven laftendeerden, werd door de Synode gewraakt.

Voor het overige echter deed ziji voor •iifê wènschen van de onderteek'enaars, zonder natuurlijk hun formuleering woord voor woord voor haar rekening te nemen, onverholen haar sympathie

De studie van vêl', ei: %ii'i-|-; theologen plaatst voor talrijke vraagstukken, welke ten nauwste de Schrift raken en met name liet eerste hO'Ofdstuk van Genesis.

Dat niet-theologen met theologen 'daarover eens ernstig spreken, is in hooge mate gewenscht.

.Al veel eer had tusschen beide groepen van akademisch gevormden zulk een kontakt moeten worden gezocht.

Niet na.tuurlijfe om de wetenschap over de Schrift te laten heerschen.

Dat mag nooit.

Dat is ook de bedoeling van de zenders missive niet. der

Maar wel dient hoognoodig onderzocht, inhoever konklusies, waartoe de geloovige wetenschap gekomen is en hypothesen, welke zij' heeft opgesteld, zich met een zuiver-'Gerefoirmeerde exegese verdragen. . .'Aisvs; ",

Dat daar de punten, wëlk'e in gesohil waren tusschen de Synode en Dr Geelkerkear, buiten vallen, behoeft niet herhaald.

Meermaleir werd door ons betoogd, dat deze punten buiten het hereik der exegese liggen en behooren tof die dingen der Schrift, welke een klaarblijkelijken zin hebben en die daarom juist het uitgangspunt van de exegese mo> eten zijn.

Doch er is ook in de eerste hoofdstukken van Genesis zooveel, wat wèl voorwerp van O'fegese is.

' En dat daarover op de basis der Gerefonneerde belijdenis wordt gediscussieerd', wat ZO'U daartegen kunnen worden ingebracht?

Alleen maar stond men thans voor de moeilijkheid : hoe zal dat samenspreken Van theologische en niet-theologische geleerden worden geregeld?

Wat kan de Synode hieraan doen?

In den voorslag der heeren, dat de Synode daartoe een „Commissie v& n wetenschappelij'ke maiuren op verschillend gebied" zou instellen, kon kwalijk worden getreden.

Het ligt immers niet op den weg van de kerk zich met puur wetenschapipelijke zaken in te laten.

Men stelle zich voor, dat zulk een Commissie later aan de Synode zon rapporteeren en met voorstellen komen.

Hoe zon een Synode, welke voor bijna de heUt uit niet-wetenschappelijke maamen bestaat, daarover kunnen oordeelen ? ' *|^||5: 'r

Daardoor zou jaist de vrijheid van 'vvetenschap aan banden worden gelegd.

Niet deskundigen zouden als rechters over de wetenschap zitten.

Dat gaat natuurlijk niet.

Daarvoor heeft de kerk geen roeping.

Wel mag zij de hulp van de wetenschap, in geloofszaken vragen, maar toch alleen zóó, dat zij zelf de beslissing in handen houdt en nief met blinde gehoorzaamheid voor de wetenschap' hukt.

Ook heeft zij toe te zien, dat geen vreemde beginselen onder het etiket „wetenschappelijk" de kerk infekteeren.

Maar voor de rest — en dat is ee^n heele groote rest — eerbiedigt zij de „soevereiniteit in eigen kring" ook van de geloovige wetenschap.

Door het aannemen van den voorslag der heeren, zouden we op verkeerd spOor zijb. geloopen en gearriA^eerd zijn aan een station, waar de ondertee'kenaars der missive nooit hadden willen komen.

Maar zijl hadden nog een suhstituut-voorslag, een voorslag, die in aanmerking zou kunnen komen, wanneer de eerste verworpen"" was, maar. die zij zelf niet prefereerden.

N.l. dat aan de „aangewezen deputaten voor den uitbouw der belijdenis, voorzoover het de aarrgeloerde kwestie betreft" niet-theologen zouden worden toegevoegd.

Hier moet goed onderscheiden, opdat er geen misverstand ontsta.

Bedoelt men het Deputaatschap. ^ijit te breiden met wetenschappelijke mannen, die' niet-theoloog zijn, zoodat we de bovenvermelde studiecommissie in anderen vorm toch zouden ' krijgen ?

Dan zouden voorzeker onze kerken zich ook daaiin niet kunnen vinden.

De bezwaren, daar straks tegen den eersfen voorslag ingebracht, zouden ook hier gelden.

Zij zonden zelfs gelden met verhoogden exponent. Omdat het hier juist den uitbouw van de belijdenis belangt.

De belijdenis of wil men: het dogma is geen produkt van de theologie, gelijk Harnack en anderen l3eweren.

Des te minder nog het produkt van de wetenschap in het ajgemeen.

Hier moet een zuiVer principiëele poisitie worden ingenomen.

Nooit mag het tegenover de „liberale" theologie worden prijsgegeven: de belijdenis, het dogma is produkt van de door den Geest ge-1 eioiiet.; a-eio-O'fsbezinning der kerk.

^Ifffe^^e theologie, noch minder de wetenschap, doch de kerk creëert het dogma.

Het gezag, dat God aan de kerk heeft verleend eir dus niet het gezag van eenige of van de wetenschap bindt hier.

Zelfs niet in bepaalde kwesties.

Ook hier zal de kerk gaarne de hulp van de theologie aanvaarden.

Maar het is een hulp, meer niet.

En die hulp bepaalt zich voornamelijk hiertoe om, wat als geloofsovertuiging in de kerk des Heeren leeft, onder woorden te brengen, daarvoor een geschikte formuleering te bieden.

Een Deputaatschap, dat het karakter zou dragen van studiecommissie zou dus onvoorwaardelijk' moeten afgewezen.

Dat echter aan de Deputaten nog eenigen vsrorden toegevoegd, die geen theologen Mjn, is zeer stelhg geoorloofd.

En dat er onder die toegevoegden ook wetenschappelijke mannen zijh, die specialiteit zijn op ander gebied dan dat der theologie, ontmoet al evenmin bezwaar.

Mits zij daarin, zitting hebben niet als wetenschappelijke mannen, maar als belijdende leden eener Gereformeerde kerk.

En mits, om allen verkeerden schijn te mijden, het Peputaatschap dan ook worde aangevuld met niet-wotenschappelijke mainien, van wie een roep uitgaat van groote wij'sheid en godzaligheid.

Dan — dit is een kwestie niet van principe, maar van praktisch inzicht.

Omtrent dat Deputaatschap' koar echter de Synode, die een buitengewone is, geen beslissing nemen.

Niet, dat zij daartoe het recht niet bezat.

Maar Deputaten zelf liadden er op gerekend, dat hun aangelegenheden eerst opi de gewo-ne Synode zonden worden besproken.

Toch zond de Asser Synode de rek'westreerende heeren niet weg met een: gaat heen en wordt waim.

Daarvoor juichte zij de bedoeling der heeren te zeer toe.

Zij wees een weg aan.

lmmer> s besloot z'ij':

De Buitengewone Generale Synode van Assen van 1926,

a. kennis genomen hebbende van het verzoekschrift van Dr J. P. de Gaay Fortman e.a. met betrekking tot den uitbouw der belijdenis;

b. waardeerende de in dit verzoekschrift tot uiting komende ernstige begeerte om door aan Gods Woord gebonden studie de Heilige Schrift beter te verstaan;

c. besluit

Ie, aan het verzoek tot vorming van een studiegezelschap, als in het verzoekschrift bedoeld, niet te voldoen, daar zulks niet tot de roeping en de taak der Synode behoort;

•2e. door haar deputaten (de curatoren der Theol. School en de 'deputaten tot oefening van het verband met de Tbcol. faculteit der V. U.) er bij' de hoogleeiaren in de theologie op aan te dringen zich met genoemde adressanten in verbindii: ^ te stellen, teneinde te komen tot een gezamenlijke bespreking van verschillende vraagstuklcen;

3e. bet verzoek om uitbreiding van de deputaten voor den uitbouw der belijdenis met enkele niettheologen 'door te zenden naar de eerstvolgende Genergie Synode, wanneer het rapport van deze deputaten aan de orde komt;

4e. van deze besluiten kennis te geven aan de brs J. P. de Gaay Fortman e.a.

Vooral op het sub c, 2o genoemde komt het hier aan.

Zij vond de oplossing hierin, dat de hoogleeraren zich. met de adressanten in verbinding zouden stellen, teneinde te komen tot een gezamenlijke bespreking van verschillende vraagstukken.

Zijl gaf haar deputaten last hieropi bijl dehoogleeiaren in de theologie aan te dringen.

En waar de hoogleeraren zelf daaroVer een gun-' stig prae-advies uitbrachtear, mag ondersteld, dat allen zeer gaarne tot zulk een samenspreking bereid zijn.

Wij voor ons zouden er ons hartelijk in verheugen, wanneer zulke samensprekingen p'laats hadden.

Zij zouden een, band smeden tussche'U de beoefenaars van verschillende wetenschappen.

Onze Calvinistische wetenschap zou daarmee zeer gebaat kunnen zijn. •

W'ij zijn dan ook warme voorstanders van deze gedachte.

Zal zij verwezenlijkt worden?

Het mag niet ontveinsd worden, dat de bynode na dit besluit pijnlijk werd verrast.

Waarschijnlijk hadden aidressanten het antwoord der Synode nog niet ontvlangen, . toen er van onderscheidene hunner een m'issiVe inkwam, dat weer een heel ander geluid 'deed hoo'ren.

In de Synode-verslagen, weUie ons blad gaf, Irindt men het niet.

Daarom volgt het hier.

Hooggeachte Heeren en Broeders.

Ondergeteekenden nemen de vrijheid zich nogmaals tot u te wenden, ten einde thans uiting te geven aan hun diepe teleurstelling gevoeld biji de lezing van de „Verklaring", aan Dr J. G. Geelkerken ter onderteekening voorgelegd.

Zij spraken in hun adres, onderteekend door Dr J. P. de Gaay Fortman c.s. den vnrieèn. wensh

en de vaste hoop uit, dat door dwe Synodwe een oplossiiie van do gerezen nioeilijklioden morlit worden gf-voiiileii, die de riisl • in onze kerken voor.' de toekouisl zooveel mogelijk kon verzekeren, en die den wnarborg moidil hieden, dal alle gaven en krachten, doot hot ken, voor waarheid ])lijven. Hoofd der Kerk ons iir dezen tijd gescliondo meerdere ontplooiing der geopenbaarde (lods^, ja, 'd; e; •rtaekomsL; • bebötfcte ls^^iii^j^p: t$, e; |oH\|t; ., ^^öj^(^^

Ten zcerslo "vreezen bhdergeteelcendSn, töii eerste, dal bedoelde rust on eenheid door den genomen maatregel geenszins zullen worden bevorderd; ten tweede, dat A^ele gewenschtc krachten voor het aangewezen doel voorlaar, buitengesloten zullen zijn o£ wolden. ))e scheuring, die thans niet onmogelijk mag wolden geacJit, zal naar hun verwachting in hooge male noodlottig blijken te zijn voor den door lum vooi si el beoogden geestelijken, welstand, , der Jjereformeerde Kerken.

Naar hun gevoelen zal geen manT-an overtCiiging en kaïaktcr, die de mogelijkheid veronderstelt eener andere exegese dan de Synode in haar Rapport over 'Genesis IL en Hl gaf, er toe kunnen komen de gegeven ^'erklaI•ing in dien vorm te aanvaarden.

Zij gevoelen ten volle de verre strekking der bedoelde verklaring. Niet alleen toch zal Dr J. G. Geelkeiken zich mot haar inhoud hebbeu te conforme er en (!) en dien inhoud te Ie er en (!), maar ieder ander lid eener Gereformeerde Kerk, zoowol als haar ambtsdragers zullen tot dat „confornieeren" Cen de laatsten ook tot dat „leeren") verplicht zijn. Ongetwijfeld toch, staat hiermee een man van eer voor een „gewetenszaak", omdat hij in het aanvaarden der verklaring een onderwerping zaljjioeton zien aan een hiërarchische daad, die hij niet voor zijn rekening kan noch mag nemen.

Feilelijk wordt in het Synode-rapport immers oen uitbreiding van onze confessie, met of zonder bedoeling gegeven, die hun — bij dit incidenteelc geval — hoogst bedenkelijk, zoo niet ongeoorloofd voorkomt, een uitbreiding, Avaartegcn zij geneigd zijn een woord van protest te laten hooren.

Natuurlijk zal er revisie mogelijk zijn, daar ook de , .Vi'iklaring" appellabel blijft aan de Heilige Schrift. Maar zou een spoedige revisie wel bevorclerlijk zijn aan den goeden naam en het gezag eener Generale Synode? En stel, dat deze revisie kwam, hoe zon deze — na de werking van de verklaring — ingang kunnen vinden bij de gemeente? AVelk oen indruk zon zulk een revisie in en buiten de Kerken wel moeien maken! De Kerken zijn aan , ^^^, ^gr^].a.ring voor onafzienbaren tijd gebonden. •'.k''si^ii^0:4^:

Het kan ondcrgoteekenden dan oök niet anders voorkomen, dan dat in bedoeld Rapport en in genoemde verklaring vooruitgcloopoii is op een beslissing, die na inwilliging van Imn verzoek, na het wetenschappelijk onderzoek der gevraagde Commissie en na daarop gevolgde rustige kerkelijke behandeling', het dubliele doel der adressanten — straks genoemd — ons nader zou hebben gebracht.

Zij meenon, dat op dit punt hun verzoek door liet toegevoegd Relijdenisartikel, reeds nu is afgewezen.

Ten diepste — zoo herhalen zij — betreuren zij do genomen beslissing.

Ook, nog om een andere-reden.

Zij spraken n.l. in hun adres van hoogst belangrijke vraagstukken, die door mannen als wijlen Dr A. Kuyper, wijlen Dr H. Bavinok, wijlen Dr J. Woltjer en Dr Geesink tot een begin van oplossing zijn ge-Jn'acht en nochtans niet tot volkomen rijpheid zijn gekomen. Ook deze zouden moeten behooren tot do voorwerpen van onderzoek der commissie, door adrossanten bedoeld. Ondergeteekenden vreezen echter zeer, dat de verdere arbeid, die noodig zal zijn, om ten deze tot klaarheid te komen, door de genomen beslissing ten zeerste zal worden belemmerd, terwijl daai'enlegen het feit zich zal kunnen voordoen, dat resultaten van wetenschappelijk onderzoek — hoezeer overigens ook dankbaar Ie waardeeren — zonder algemeener ivetenschappelijk vóór-onderzoek dan een persoonlijke, en zonder kerkelijke behandeling, ingang in onze Kerken zullen vinden, iets, dat tot zeer ongelijke en derhalve ongew-enschte rechtsbedeeling zou kunnen leiden en .daardoor tot onrust en scheuring.

Bovendien meenen ondergeteekenden, dat op volerlei wijze de behoefte kenbaar is geworden, bepaaldelijk

1e naar een dieper inzicht in de consequenties, die uit de door straks genoemde theologen geleerde organisch e beschouwing der Heilige Schrift volgen, en

2e naar een meer verdiepte en belijnde k e n - theorie, in tegenstelling met die van b.v. Aristoteles, Thomas van Aquino, Imm. Kant enz., welke van grooten invloed zijn geweest op theologische beschouwingen der Gereformeerden.

De wetenschappelijke commissie zou aan de vervulling dier behoefte hebben kunnen voldoen.

De eenige uilweg, die nog redding zou kunnen bieden, zou, naar de meening der onderteekenaren hierin moeten worden gevonden, dat

lo. tijdelijk in de Kerken de strijd over de exegese van Genesis H en Hl worde gestaakt;

2o. dat derhalve aan Dr J. G. Geelkerken zoolang het recht worde ontzegd zijn bijzondere opvattingen te propageeren;

3o. dat door de Synode de gewenschte comriaissie worde ingesteld;

4o. dat door deze commissie met bekw-amen spoed wórde gewerkt aan de mogelijke oplossing der bestaande vraagstuklïen.

Mot de becle, dat de Synode vrijheid moge vinden een besluit in dezen zin. te nemen, en dat de zegon des Heeren op haar arbeid ook in dezen rusten moge, hebben de oer te zijn (volgen de handteekeningen).

Stond bij de eerste missive de kwestie-Geelkerken op den achtergrond en - graren-daarin de mannen van wetenschap aan het woord, in deza tweede stond ze in liet centrum en onlenen zij' vaak' scherpe kritiek D'p.^jie handelingen der Synode.

Wij kunnen er niet aan denken, dit laaste schrijven te ontleden.

Er staat trouwens héél-v'eli'ïn/a& *wi|'bi^^ gelegenheden gepoogd hebben te weerle.ggen.

Op do kwestie van de keaanisleer zoiideii wij' gaarne dieper willen ingaan, maar ons blii.d is daarvoor de plaats niet.

AVaar zij meenen, dat de Synode.uitbreiding aan onze confessie heeft gegeven en spreken van een , .toegevoegd Belijdenisartikel", gaven zij' blijk de uitspraken van de Synodejgj^l^^^gte^^^^^. niet te hebben begrep'en

Dat is ontzettend jammer!

Het gemeenschappelijk inzicht, dat uitgangspunt zon moeten zijn voor de samenspre'kingen, wordt hierdoor verti-oebeld. - i; , . •-'-

Bij de sum'ensprekingen, zoo zij' wordden gelp^^^; zullen eerst wel verschillende moeien worden behandeld.

Toch geven wij de hoiop niet op'.

Misschien heeft het antwoord, dat de'.; ^Söd% ook op deze missi^ëteöndjBfenig misveïstsÉÉlS? weggenomen.

De conclusies der Synode luidden:

lo. aan de broedess ; tt^& föl5€SS< aaams$@tóSÉic.s. te antwoorden: -< ^-'-»

a. dat in de zaak-Dr Geelkerken niet in geding • Sl> "e: i; n of andere exegese van Genesis 2 en 3, maar dat het gaat om geloof of niet-geloof aan hetgiecn de Heilige Schrift in-deze hoofdstukken als zaken en feiten mededeelt; .4^^]

b. dat de SyiiêCfrjgeen uitbreiding heeft gegeven aan eenig - artikel der Belijdenis, noch een artikel aan de Belijderds heeft toegevoegd, maar niets anders gedaan, dan de uitspraken der Belijdenis liandhaven;

e. dat de Synode in betrekking tot de andere door liên gemaakte opmerkingen verwijst naar de conclusie d.d. 1-Ü Maart door haar aanvaard in bettekking tot het . eerste schrijven van 'Dr De Gaay Fortman c.s.

2. aan Dr-J. P. de Gaay Fortman c.s. mededeeling te doen van dit rapport en van de conclusie der Synode.

Hieruit spri^ekt weer de kalmte, welke de Synode lot het laatst toe bleef kenmerken.'

Men merke hierbij op, dat sub lO', a geheel 'gelijkhiidend is aan wat later den predikanten Rullmann en Van der Vliet werd geantwo-ord. ^è^i.: .

Voorts trekt het de aandacht, dat deze i|^^ê' missive niet is ondert^kèM»: déi0feiBa& v& 'êir4iènig en DT H. R. Wohjer: ^*^^ ^*«^? ^»f#ffite## -

Wij spreken den wensch uit, dat wannee'i' straks een uitiioodiging tot de adressanten zal worden gericht, zij in de rustige sfeer, van waaruit hun eerste missive is gesc'hrevmj, J.mie.t%.; d©, Aeologis^^^ hoo'gleeraren samenkomenX^^i^-il^l^^^iÊ^SfSiêM^

En dat het resultaat GodeVérhéérbjliencT zij.

Van en aan fle urefllkanten Rullmann en Van fler Vliet.

Ds J. C. Rullmann en Ds P. Ch. van der VUet reageeren op onze , , Synode-indrukken" vorig nummer do'Or, een, ; ingezonden stiik.

Gaarne vei'leenen wij hen de verzonde plaatsruimte.

Utrect, 1 Mei 1926.

Geachte Redactie,

A'ergun ons een kor ant^OTï3-'^p? ^f^! in nr 31 van „De Reformatie" sclireef over missive aan de Svnode.

Z.H.G.' vraagt ons, hoe wij er toch maar een oogenblik aan konden denken, dat de uitspraken van de Synode „ruimte zouden laten voor de onderstelling, dat zij zichzelf en haar uitspraken moer macht en autoriteit zou toeschrijven dan den Woorde Gods".

Ziehier ons antwoord:

De aan dr Geelkerken gestelde eiscli om het Schriftverhaal van Gen. 2 en 3 te aanvaarden in den door de Synode aangegeven zin, kwam o.i. weinig overeer^ met den wenk van Prof; Ridderbos in zijn Isrochure: Het ^'^ e r 1 o r e n P a r a d ij s, blz. 40, om „niet rechtstreeks bepaalde uitleggingen vast te leggen in den trant der Roomsche beslissingen". En de telegrafische mededeeling der Synode aan Dr G., dat de zaken, waarin zij nu uitspraak deed, op een latere Synode niet opnieu^v in geding zouden komen, kon o.i. den s c h ij n wekken, alsof de Synode zichzelf en haar uitspraken meer macht en autoriteit zou toeschrijven dan den AVoorcle Gods.

Dat zij dit niet bedoelde, stond van meetaf voor ons vast. Maar toch scheen het ons niet over-^hodig, dat zij dit nog eens uitdrukkelijk verklaarde. En tot onze niet geringe voldoening vernamen we later van een lid der Synode, dat men te Assen blij was geweest met ons schrijven, inzoover het de Synode de gelegenheid bood, nog eens pertinent te verklaren, „dat alle uitspraken der Generale Synode benevens de Beliidenisschriften der kerken, ten allen tijde appellabel zijn aan het Woord G-ods".

Dat ons onderschrift onder het antn^oord der Synode aan de waarheid afbreuk deed, toen we schreven, dat de Synode zich nu anders uitdrukte dan eerst, is een beschuldiging, die we voor rekening laten van , Prof. Hepp. Als hij schrijft: „D' e Synode sprak zich niet anders uit dan eerst", stellen we hier slechts tegenover wat een scherpzinnig en onverdacht synode-gezind criticus, Ds Diermanse, dienaangaande in „De Heraut", nr 2516, schreef: , .Inderdaad is die twee'de uitspraak een an der o."

Ook de „droefheid" van Prof. Hepp over ons, zooals hij het noemt: „onwaardig", onderschrift, laten we voor wat ze is. De taak' tier Synode was, naar het woord van Prof. H. H. Kuyper in „De Heraut" , nr 2491, „een zéér ernstige; zóó ernstig, ais nog geen Generale Synode onder ons heeft gehad". En wanneer dan toch Prof. Hepp niet begrijpen kan ihMsïi . een zóó hoogst ernstige zaak, eener zij ds ten zeerste verheugd kan zijn ov^ de klaarblijkelijke bedoeling der Synode, om to waken voor de handhaving van het ongerept geza, »., (\er Heilige Schrift; maar óók, of liever: juist daarom'l anderzijds ten diepste betreuren kan, dat haav^ uitspraken ruimte laten voor een verkeerde onderstelling, dan boude hij het'ons ten goede, dat wij op onze beurt zijn droefheid ook niet begrijpen.

Hoogachtend.

Uw dw.,

J. C. RULLMANN.

P. CH. VAN DER VLIET.

P.S. Waar Prof. Hepp mijn instemming met d^ brochure „Ons aller Moeder" uitspeelt tegen onzei ' missive aaii de Synode, daar vergeet hij, dat inen| gescluiften moet beoordeelen naar den datum vag imn verschijning. '^mM'

„Ons aller Moedei-" verscheM^SiT'December 1921 toen er ten opzichte van dr Geelkerken nog alleen^ een vermoeden bestond, hoofdzakelijk gebaseerd on vermoedens. .^_ 7

Onze missive aan de Synode verscheen op ; S*'Maa3 1926, n a de schriftelijke beantwoording door Dr G^: ^ an de 19 - sTagen der Synode, en n a zijn raondelingeJ toelichting bij de nadere ondervraging ter Synode; alsook na de publicatie van de Synodale Rapporten.

J. C. RULLMANN.

Wij zijn de beide Utrechtsche predikanten dankbaar von-r hun rekenschap van gevoelens.

Het is ons hierdoor wel iets duidelijker geworden, hoe zij tot hun opvatting zij'n gekomen.

Evenwel is door dit alles het onbegrijpelijke punt| niet anders dan verplaatst.

Zij grondden hun oordeel alleen o|iplft? J-feiscl aan Dr Geelkerken door de Synode "gesteld eii| op oen nadere mededeeling van de Synode aai

Maar natuurlijk staaii' 5^S^^^liv"; ^Wi-è "médl deeling niet los en op zichzelf.

Zij rustten o-p de breede rapporten, welke dl Synode van haar Coanmissies had ontvangen eli waaraan zij haar-goedkeuring hechtte.

Het dogmatische rapport werd tegelijk'^^Bt 1 verldariiig, \velh& ^^^m^^^^^^M!Ê^; É'iMÊ ' publiceerd. •-•^^m'

De predikanten B'ullma, nn en Van der Vliet k(ï| den dus van beide tegelijk ook kemris nemen.

Moclit er omtrent de geëischte verklaring j> i|^ hen een viaag rijzen — wat niet noodzafcelij'k was, - , want o.i. ligt er absoluut niet in, wat naar Ds R.-J en Ds V. d. V.-meenen, 'cr in kkn wordeirsi gezocht — dan behoisfden zij slechts het rapport; ; te raadplegen antwoord-' te ontvangen.

Door echter alleen 'af te 'gaan op verklaring en mededeeling rukten z'rj de zaken uit hun verbaiid.

En als predikanten weten zij maar al te góed'| tot wat kwade gevolgen dit soms leidt.

Ook in dit geval blevear de kwade gevolgen hiS uit.

Hadden zij genoeg aandacht geschoaiken aan hetj dogmatisch exegetisch rapport, dan zouden zij erj van doordrongen zijn geworden, 'dat de Synode geenl schijn of schaduw openliet voor de vrees, da't z'ij" , , zichzelf en haar uitspraken meer macht en autoriteit zou toeschrijven dan den 'Woorde Gods". Dat nu voo-rtreffelijke predikanten als deze Ijroe-J ders oen paar uitspraken zoo uit het geheel igj" leerden, blijft, een raadsel.

Of zijl zich terecht of ten onrechte — wij' liou-"^ den staande: ten onrechte — op, Prof. RidderbosJ beroep eir, doet hier niets ter zake.

Zij hadden te doien niet met een uitspi^aaik' y; ^ - Prof. Ridderbos, i-naar Van de Synode.

Vervolgens.

De predikanteai exegetiseeren than^^l^sfaJafiP .alinea's van hun schrijven aldus: „Dat zij' (n.l. d'é Synode) dit niet bedoelde, stond van meetaf A'Oor_ ons vast. Maar toch scheen het ons niet overbodig ' dat zij dit nog eens uitdrukkelijk verklaarde".

Met genoegen nemen wij vaai dezen uitleg nota.

Hadden zij den tekst nu maar zóó^_opgesfeld', d^ de exe'gese er op piaste.

Hadden zij b.v. geschreven: oars "verzekerd hoiï^ dende, dat het geenszins in uw bedoeling ligt om. uzelf en uw uitspraken meer macht en autoriteit toe te schrijven dan - den Woorde Gods, komt het ons, ten einde alle misverstand, dat in deze dagen zoo licitelij-k rijst, af te snijden, wenschelijk vooi', dat Gij ^Log eens uitdrukkelijk verklaart, dat d'e belijdenis ten allen tijde ' appellabel blijft aan de Schrift", dan zou dit een geheel andei-en 'indruk' hebben gemaakt.

Doch nu stelden zij de Synode in staat vi beschuldiging. " '

Zij — en nu volgen hun eigen woorden — „ö^ treuren ten diepste, dat haar uitspraken ruinij laten voor de onderstelling" enz. "

Zij waren dus door de uitspraak' tot in bet die|^ van hun gemoed geroerd.

En gelijk de Classis Amsterdam oordeelde, dat de preèk-coupure van Dr Geelkerken „ruimte liet" voor afwijkende gevoelens, zoo verklaarden de predikanten R. en V. d. V., dat de uitspraak der Synode „ruimte liet" voor de onderstelling, 'dat de Synode een groVe dwaling huldigde.

Dat was waarlijk geen kleinigheid.

En later, in hun onderschrift, versterkten 'ziJ' deze beschuldiging nog door van de bynode uit^ te loepen: „Had ze de kwestie maar aanstoo.|dS|

zóö zuiver gesteld. W^al al verwarring en verdceldiifeid zou ze dan hebben voorkomen!"

Ook. hier weer wordt geen geringe schuld Me schouders der Synode geladen! op

W; Zij wQidt hiermede verantwoordelijk gesteld voor iet feit, dat er zooveel verwarring en verdeeldheid

Werkelijk, de missive zoo onschuldig niet, als zijMiet nu voorstellen.

K-Zij kunnen heiisch de verantwoordelijkheid, dat legenstandejs van de Synode zich gaarne op hen feroepen, niet zoo van zich afschuiven. , .-., ...,

Wij willen heel graag aannemen, dat aders tegenover staan. zgf^^^li

E''Jlaar een jidle erkenning, dat zij'' zich destij'ds iehben vergist en de Synode niet billijk' hebben , Ijeoordeeld, ware wel zoo aangenaam.

c En nu de blijdschap van. dat SyT5ji^]|dpfggai& y||ji é^ Jhans gewag maken!

Vooreerst sprak dat Synodelid voor zichzelf, want «.gelijk ; ik een vorig maal opmerkte kan ©en alge-^eeriè: '^ indruk niet worden gegeven, omdat deze missive en hot advies daairop, .uitj^braolit, .!.sl'ea}jf; s ecii hamerstuk was.

Voorts drukt de broeder, zich "zeer V'oöïziChtig üit. Hij legde de blijdschap deze restriktie op: „inkoover; het de Synode dé gelegenheid bood, nog eens pertinent te verklaren".

Vooral dat „nog eens" spreekt boekdeelen.

Daarin ligt opgesloten: ze had het al piertinent ferklaard.

i'-Dat SOTiodelid moet een bijzonder hoffelijk ma.n

EVari'zijh kant mag men de zaak ook bekijken.

ËDe Synode konstateerde, dat er bij de beide pedikanten misverstand bestond.

Dat men nu blij zou zijn oVer een misverstand Ü' natuurlijk nitgeslofen.

Dat neemt ecliter niet wegf¥i|§f*ffl^; wel blij ^ kan zijn in de gelegenheid te zi|n dat j^^^É& tandi _, uii den weg te ruimen.

Ieder zal echter hopen, dat de menschen niet p; el van die^ blijdschap over hem zullöiii., smaken.

'": Thans over het onderschrift.

Hier annexeeren de beide predikanten'' Weer Ds ^jermanse. Mogen wij Ds Diermanse, voor wiens leheipzinnighcid enz. wij evenveel respiek't hebben |ls de beide predikanten, in zijh aktieVe rust'laten. BVanneer wij dit pmit gingen uitwerken, zo^u men een eigenaardig toernooi kunnen beleven. Maar Ijvaartoe? Bepalen we otis tot de feiten.

De beide jDredikanten vroegen alleen dit van de bynode: dat zij „alsnog hare uit.spirak'en n a d e r v e r k 1 a r e-, i rr d i e n z i n, - d a t 'd u i d e-lijk blijk e, dat zij de belijdenis appella: el stelt aan de Heilige Schrift en dat zij hare de c r e t en en besluiten niet gelijk stelt 'met de wa Gods.

Meer vroegen zij niet.

AVelnu, wij toonden aan uit het dogma.tisch rapport, dat de Synode dit reeds had verklaard.

Zij had daarin met evenzo'oveel wO'Orden, letterlijk, het appellabel zijh van de belijdenis aan de Schrift en het reclit v; an gravamen erkend. Hoe-kunnen nu toch de beide predikanten zoo lti'ak? /en stijf blijven volhO'uden, dat de Synode *"zicli na hun missive anders uitsprak' dan eerst!

Laten zij toch-den schijn mijden, dat het hun tie doen is om „Rechthaberei".

Daarmee dienen wij'. de zaak' des Heeren niet.

De beide predikanten kteaség onze miet begrijpen. - •--, uvr> -. „droefheid"

Dit spij'.t ons.

fl'Als zij, om hierop nogmaals 'te wij'zen, in hun onderschrift over de Synode het vomais strijken "„Had ze de kwestie maar aanstonds zóó zuiver gesteld. Wat^ al verwarring en verdeeldheid zon ze dan hebben 'voorkomen!" dan doet ons dit tot Sy dit oiogenblik leed.

Het is nog het minste, dat zij' hier de beau röle trachten te spelen: wij de helderzienden, de Synode de kortzichtige, maar door onze helderziendheid ook ihelderziend' geworden.

Maar dit doet ons" leed, dat ziji door zulk' een onljillijk en hunner onwaardig oordeel, 'de legenstand tegen de Synode — onbedoeld, gewis! — voedsel hebben gegeven.

Dat de missive der beide predikanten de Synode tot lichtdraagster heeft gemaakt — onze kerkelijke .pers heeft in dien geest nergens geschreven,

Maar wèl de liberale en de „schismatieke" pers pebben de missive hoog aangeslagen.

Of de Utrechtsche predikanten het begrijpen of jlet: dat bedroeft ons.

Er is echter nog een P. S.

Dat wij de instemming van Ds R. met de brochure „Ons aller Moeder" „uitgespeeld" zouden liebben tegen de missive, is een misverstand bij Ds R.

Integendeel.

W'ij hebben met vreugde gekonstateerd, dat zich een verandering bij Ds R. had voltrokken.

Hoewel anderen, die over niet meer gegevens ïieschikten dan Ds R., dadelijk o-p Ons aller Moe--der" anders reageerden en aanstonds er tegen waarschuwden, doet het ons goed, dat Ds R. thans ook op dit standpunt staat.

Verre van hem van deze verandering eenig ver-& M te maken, zouden wi| wel wenschen, dat de schrijvers Vari"~„'Öns aller Moeder" ons Gereïof™ meerde volk wilden verblijden met de publikatie: wij oordeelden bij het schrijven van onze brochure naar de gegevens, welke wij toen hadden, maar nu wij door de procedure en wat daarmee in verband staat, meer licht hebben ontvangen, nu verklaren Avij, dat wij ons gevoelen geheel hebben herzien en dankbaar zijn voor de beslissingen van de Synode van Assen.

Welk een gunstige uitwerking zon Mï'vbp" menigen bezwaarde hebben.

Hoe zou het olie op de golven zijn.

Het zou laiet in ons opkomen iets tegen hen uit te spelen.

Dankbaarheid zoupS^^s den boventoon voeren. Evenals wij Ds Rullmann hier openlijk onzen dank betuigen voor zijn moedige bekentenis.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1926

De Reformatie | 8 Pagina's