GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Acccmodatie In de woestijn.

Op mijn reis door dit leven voerde mijn weg door de wildernis. Met angst en weemoed betraden mijn voeten dit önlierbei-gzame oord, waarvan Mozes eens sprak als van de gaiiscli groote en vreeselijke woestijn. Met snelle schreden ging ik vooirt om den duur van mijn tocht zooveel mo*gelijk te bekorten. In mijn hart was het gebed:

Laat mij op den weg niet stea-ven! Doe mij 't Heilig Land beërven!

Daar mijn aangezicht was gericht naar Kanaan, sloeg ik weinig acht op de groote reclamezuilen: Goed en Goedkoop .Wonen I Lage Erfpaclit! Kurort „De Arabier"! enz. Wiant ook de woestijn heeft haar kinderen, stammen en volken. Ik vermeed echter hun nabijheid', daar zij de pelgrims haatten en vaak met geweld ronselden voor hun krijgsbeur den. Juist in ide dagen waarin ik reiside, waren de kinderen Edoms zeer gevaarlijk en legden zich er vooral op toe de zonen en dochters van de pelgrims te rooven. Daarom haastte ik mij om mijns levens wil!

Vóór de duisternis van den avond viel, ontwaardde ik terzijde van den weg een man, die zich een tent gespannen had. Hij had zich blijkbaar ingericht op een langdurig verblijf, want hij had de pinnen diep ingeslagen.

Aangezien ik zijn gelaat meende te herkennen als van iemand uit dte volken van mijn Koning, Meld ik stil om hem te groeten. Hij vroeg mij eenigszins uit de hoogte: „Waarom loopt gij zoo' snel, gelijk een dwaas loopt? " Ik antwoordde: „Wiee mij, ik ben een vreemdeling in Mesech en mijn voeten haasten zich naar het Land van Immanuël". De man plooide zijn lippen tot een medelijdenden glimlach: „Jeruzalem is de Heilige Stad niet meer", Zoo sprak hij mij aan. „Allerlei Edomieten en Filistijnen gaan over de straten. Hare poorten wordeai niet gesloten des daags noch des nachts; . Ik kan het er niet meer uithouden en woon daarom in de woestijn. Hier mag ik lieve oogenblikjes beleven en zoete uren smaken. Ik spreek hier veel met mijn hart en daar heb ik in Jeruzalem geen tijd voor." Ik keek hem bedi'oefd en geërgerd aan. „Wat gij zegt van Jeruzalems bevoLking", gaf ik ten antwoord, „de Filistijn en de Tyriër as aldaar geboren en het woord is vervuld: Jeruzalem zal als een tuinstad wezen vanwege de veelheid der inwoners! En wat gij zegt van uw hart, mijn hart is onderzocht door den kimdigsten Heelmeester, die er bestaat. Zijn diagnose luidde: ongeneeslijk krank! Maar die gezegende Geneesheer heeft mij van Zijn leven geschonken en nu leef ik 'slechts door Hem. Wat gij voorts gezegd hebt van die lieve oogenblikjes en die zoete uurtjes, wel vriend, dan zijt gij anders dan de man naar (jods hart, die zeidie: Niet zal ik gaan in de tent mijner woning, niet klimmen op het bed mijner sponde, totdat ik een plaats vind voor den Heer!"

Maar de man uit de tent legde den vinger waarschuwend tegen zijn lippen en fluisterde: „Sül, mijn hart begint weer te spreken!"

Zoo' verliet ik hem, met de waarschuwing van 'den wijzen koning: Wie op zijn hart vertrouwt, is een zot!

Met nog versnelden pas zette ik mijn reis voort, want ik vreesde óók woestijnziek te worden. Weer voerde mijn weg langs een nederzetting. Onder het felle licht van carbidlampen, zag ik een man aan den arbeid. Met opgestroopte mouwen, in een overall, ©en hamer gezwaaid door de pezige hand en een half dozijn spijkers tusschen de lippen, was hij tot laat in den avond bezig. Ik bekeek nieuwsgierig de plattegrond', die op 'een stapel timmerhout lag. Daar las ik: Barakkendorp! ledere barak •droeg een opsclirift: Voor uw vrouw! Voor uw kind! Voor uzelf! Het ontwerp van een affiche lag daarbij: „Geen lange reizen naar Sion meer! Het evangelie voor uw deur!" enz. Toen wist ild het wel. Ik was terechtgekomen bij mijn ouden bekende JAN AANPASSING.

„Jan, Jan", zei ik, „je moest liever voor al dat geld kameelen koopen en de menschen naar Sion brengen."

Toen spuwde Jan de spijkers, die hij tusschen de lippen liield, in mijn richting, want hij kan soms zeer heftig zijn.

„Ik ben de Arabieren een Arabier geworden', zoo gaf hij mij ten bescheid. „Blijf bij mij, want er zit nog wel wat in je. In Jeruzalem ben je toch' teveel, want je bent de kleinste in je vaders huis."

Maar ik stopte de vingers in de ooren en vluchtte: , terwijl ik zong:

Vergat ik U, o Schoon Jeruzalem — Verdorre dan mijn hand en breek' mijn stem! Jeruzalem, uw schoonheid nooit volprezen, Zal al mijn trots en eeuw'ge vreugde wezen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's