GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zonde van den tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonde van den tijd.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor eenige wekten gebruikten wij de uitdrukking: zonde van den tijd.

Men vroeg ons, of ïiet woord' „zonde" door ons. Gereformeerden, niet vervangen moest worden door: „jammer".

Gaarne wil ik' hierop' met enkele regels antwoorden.

Ifc laat alle taalonderzoek naar den oorsprong dezer uitdrukking kortheidshalve achterwege en neem haar, gelijk we deze in het spraakgebruik vinden.

En dan zou ik' voor mij uit het oogpunt onzei Gereformeerde beschouwing haar niet gaarne willen missen.

Ze vertolkt zoO' uitnemend', hoe wij hebben ta denken over den tijd.

De tijd is een gave Gods.

'De Schrift leert ons, dat wij-den tijd moeten uitkoopen.

Daarin ligt reeds opgesloten, dat wij met onzen tijd niet willekeurig mogen handelen, maar 'dal wij als voor Gods aangezicht hebben te overwegen, wat wij met den tijd hebben te doen.

Verbeuzelen we onzen tijd aan kleine dingen, terwijl wij zooveel nuttiger arbeid konden verrichten, clan doen we daarmee zeer zeker zonde.

Dan misbruiken wij Gods gave.

Het ligt vooral in de lijn der Gereformeerde levensbeschouwing, om dit hoog ernstig opi te nemen.

Ook regel te i r: n dient ons leven door Goddelijken ; rden gekenmerkt.

We hebben niet te vragen: wat willen wij het liefst, maar hoe 'kunnen wij met den tijd ons geschonken het meest tot eer van God leven.

' Nu 'komen er oogenblikken, dat wij daarop' to antwoorden hebben: door wat rust en ontspanning te nemen.

Maar dan mogen we daarbij ons alleen laten drijven door het motief: die ontspanning zal ons natuurlijkerwijze in staat stellen tot des te krach­

tiger inspanning. Als wij ons leven meer lieten beheerschen dooi het: hetzij dat gij eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al te eere Gods, wij zouden onzen tijd wat nauwkeuriger afwegen.

Er zijn weinig gaven Gods, waar we zoo mee spelen als met den tijd.

En al is het dan, dat velen de uitdrukking „het is zonde van onzen tijd" onnadenkend gebruiken, dat ontheft ons niet van den. plicht om er vollen nadruk op te laten vallen.

Onze zonde in deze moeten wij erkennen en voor den Heere belijden.

De Acta.

De Acta van onze laatste Synode zijn verschenen.

Eindelijk, zullen sommigen zeggen.

Reeds, zeggen wij.

Wie er een enkelen blik inwerpt, zal respekt hebben voor de werkkracht van de beide Scribae.

Met het eerste deel hadden zij het gemakkelijk. Dat is gelijk aan den rapportenbundel. Toch nog met eenig verschil. Het rapportenboek' begon met het rapport over de prozaïsche, ja tragische kwestie der echtscheiding. Maar er was een klimax in. . En het eindigde met muziekhijlagen. Thans echter zijn de later verschenen rapporten over de Zending onder de Heidenen, en Mahomedanen en Hio onder de Joden er acTiter geplaatst. De laatste bladzijde geeft dus geen notenbalken te zien. Waarmee ik niet beweer, dat het nu niet in poëzie eindigt. Want, wie de rapporten over de Zending als geloovige leest, beluistert daarin een stem als Ihet ruischen veler wateren.

In het tweede deel zit de eigenlijke arbeid 'der Scribae. Het omvat 333 bladzijden. Na de Synode va.n 1618 en '19 heeft geen enkele Synode zulke lijvige Acta nagelaten als de Utrechtsche.

Misschien zal men opmerken, dat het gewicht der Acta het gewicht der Utrechtsche Synode overtreft.

Maar men verlieze dan niet uit het oog, dat hierin reeds veel vóór-arbeid voor de Synode van Assen gegeven is.

Ook deze Acta leveren 'het bezwaar op, dat ook de Acta van vroegere Synodes drukte en waarop' we voor eenigen tijd wezen.

Het register is tegen de stof niet opgewassen.

Het laat den speurder in den steek'.

Of zich V wel een goed register laat samenstellen, is aan rechtmatigen twijfel onderhevig.

Daarom refereeren we ons aan wat we reeds vroeger opmerkten in za!ke een andere inrichting der Acta.

Tot dezelfde konklusle.

Het verbhjdt ons, dat P.rof. H. H. Kuyper, wiens gezag in het beoordeelen eener Synode door niemand wordt betwist, in „De Heraut" omtrent de werkwijze der Synode tot ongeveer dezelfde konklusie kwam als wij.

Hij toch schrijft:

„Misschien zou het daarom voor een volgende Synode aanbeveling verdienen, dat na de opening der Synode iets meer tijd werd gegund aan de Commissies van praeadvies om met hun arbeid gereed te komen. Al begrijpen we, dat met het oog op den tijdsduur der Synode de voorbereidende arbeid niet, te lang kan duren, toc'h zou dit bezwaar niet overwegend mogen zijn. En op deze wijze zou men een dubbel voordeel ktijgen. Vooreerst, dat de al te ingespannen arTseid der rapporteurs vermeden werd. En ten tweede, dat de praeses de onderwerpen meer in systematische orde door de Synode kon laten behandelen. En tevens zou het dan ook mogelijk wezen, dat de belangrijkste rapporten of althans de conclusies vooraf aan de leden der Synode in druk werden rondgezonden en de praeses van elke zitting een behoorlijk .agendum 'kan ronddeelen."

Yan 'harte hopen we, dat deze raad, zek'er niet door den eerste den beste gegeven, zal worden gevolgd.

Hiermee hebben we. tevens ons overzicht, van wat de pers hieromtrent zei, vervolledigd.

Doopaanvrage per advertentie.

Aan huwelijksaanzoeken per advertentie is men al zoo zoetjes aan gewoon geraakt.

In bladen uit onzen kring worden zulke advertenties gelukkig zelden aangetroffen.

Gelukkig, zeg ik.

Want al durf ik niet straik' en stijf volhouden, dat God, die volgens ons huwelijk'sformulier een iegelij'k zijn huisvrouw als met Zijn eigen hand toebrengt en daarvoor verschillende middelen gebruikt, zich ook van dit middel kan bedienen; al zijn er voorbeelden van, dat de advertentie niet per se ongelukkige huwelijken schept; zoo

is deze wijze van een vrouw of een man te zoeken, ofschoon in hooge mate zakelijk', toch' vrijwel aan alle idealisme gespeend.

En als het dan terecht 'komt, denk ik het liefst aan den rechten slag met een krommen stok, waarover oude schrijvers zoo" gaarne spraken.

Maar voor een paar weken kwam in het „Handelsblad" een advertentie voor, die zek'er wel uniek mag heeten.

Hier hebt gij ze.

Welke Dicmineo is genegen e e n JOOD t e d O' o - pen in stilte, binnen een week ? D'iscretie verzacht en verzekerd. Br. T. 26664, Handelsbl. •

Hoe wij ook gepoogd hebben om hierachter een eenigszins hoogstaand motief te zoeken, wij hebben het niet kunnen vinden.

Bat „in stilte" zou nog te. verklaren zijn, omdat een Jood, die gedoopt is, in eigen familie gewoonlijk veel tegenstand heeft te duchten, voornamelijk van reform-Joden. Wat natuurlijk' geen reden is om zulk een wensch in te willigen.

Maar die spoeddoop! Binnen een week!

Mogelijk zit daar ' wel een huwelijkskwestie achter.

Er ontbreekt nog maar aan, dat er een honorarium in vooruitzicht wordt gesteld.

Hulde echter aan den predikantenstand, dat de Jood zulk een advertentie moest pJaatsen. W.ant hij is vanzelf slim genoeg geweest, om eerst bij predikanten aan te kloppen. .Maar zijn verzoek werd geweigerd. Toen nam hij zijn toevlucht tot een advertentie: Hij had immers nog maar één week'. Hij voelt wel, dat de dominee zijn vingers kan branden. Daarom verzekert hij discretie.

Godsdienst is toch ook npgotie, nah?

Staat deze Jood hierin alleen?

Proeve van Gereformeerde-pemeenten-vroomheld.

Ik had willen schrijven: proeve van Oud-Gereformeerden-vroomiieid.

Maar men zal zich herinneren, hoe Ds Kersten het euvel duidt, wanneer men de leden der Gereformeerde gemeenten bestempielt als Oud-Gereformeerden.

Ofschoon het ondersch'eid mij niet heel duidelijk! is, wil ik toch zijn bezwaar eerbiedigen.

Vandaar, ' dat ik' bovenstaanden titel koos.

Het kan niet ontkend, dat „De Saambinder", het orgaan van de Gereformeerde gemeenten, in degelij'kheid toeneemt. •"

ïoch zou gevraagd kunnen worden, of het gros der lezers zich wel voor heel den inhoud interesseert.

Ds Kersten tenminste schijnt met zijn pleidooi voor „Opleiding" bij sommigen op onverschilligheid, bij anderen op tegenstand te stuiten, en iK denk zoo, dat de kerkrechterlijke artikelen zich ook niet in de hoogste belangstelling zullen verheugen.

Maar met onvervaarden moed wórdt op deze onderwerpen doorgegaan en wij kunnen niet anders dan er ons over verheugen.

Vergis ik mij niet, dan is er één rubriek, die het bij één groot aantal lezers „doet".

Dat zijn de samenspraken tusschen Bart en Kees.

Bart is daarin de wijze man, of wil men, de „Uitlegger", Kees is tamelijk ontundig, maar toch weetgierig.

Het gesprek is gezet in den mystieken toon en geeft dan ook een. merkwaardigen kijk op de vroomheid, welke er in die kringen gevonden wordt.

Sinds jaar en dag praten Bart en Kees al met elkander.

Zij hebben het over de verschillende legerplaatsen, welke Israël in de woestijn opsloeg.

In het laatste nummer van „De Saambinder", zijn ze al gekomen tot de veertigste.

Het is wel eens interessant om er kennis vaö te nemen. ' ' '

Bart. Thans moeten wij' imet onzen pelgrim een oogenblik toeven aan de 40e legering, die, volgens Num. 33:46, heet: Aknon-Diblathaïmi".

Kees. "Wat beteekent die naam?

Bart. Men vertaalt het doior': „Een overvloed van ".vijgen, die in een pakhuis zij'n geboirgen."

Dus zou" men het kunnen vertalen door: „ViJgenp'akhuis".

Kees. Diat belooft een beeriijlke legering te worden. Ik heb wel eens bemerkt, dat vijlgen een igroiote rol speelden in het leven der Israëlieten. Bart. Dat. is iqofe wel zoo. Immers, om den .lood opi Kanaan verliefd te maken, wees Mozes hen lOip die edele vruchten, zeggende: „Het is een land van vijlgeboomen". En omdat vijgen gezonde en aangename vruchten zijin, werden zij diOOT Israël zeer bemind, en morden zi| eenmaal: „Het is hier geen land van vijlgen." Vijgenkaeken waren dan ook een voorname lekkernij op de' feesttafel. En hun geneesfaacht, ender den zegen , des Heeren, is ons wel bekend uit het leven van Hislda; denk maar aan de genezing van zij'n gezwol. Zcio ook kwam Abigail D'avid • tegemoet, o.a. met tweehonderd klompen vijgen. Uit dit alles blijikt dus. dat vijgen zeer aangenaam, nuttig en be-mind zijn, en daardoor zeer g-eschikt om ons «p. to leiden tot hoogere en inniger weldaden, n.l. toit de zoete en vefkvvilckende weldaden des Geestes. Immers, zoo waar als de Israëlieten hier kwamen aan pakhuizen, w'aarin de kldmpen vijgen verborgen wai-en, zoo waar is het ook, dat er p'akhuizen, dat er schuren zijn, voil geestelijke vijgen, voior geestelijke reizigers.

Kees. Als je dat eens wat nader verklaarde, zou je mij, en ik geloof voel anderen, genoegen d, oen.

Bart. Ik wil dan wel eerst wat zeggen van de „pakhuizen".

Hoeveel pakhuizen, gevuld met vijigen Israël hier te Alniion-Edblathaïm vond, weet ik niet, de naam geeft slechts te kennen, dat er een groote overvloed van vijigen was, maar tevens, dat de vijgenhoopen zoo maar niet langs den weg lagen, maar behoorlijk verborgen, zoodat maar niet elk mensch er mee leven kom naar zijn welgevallen. Hoeveel p> akhuizen met vijigen er in hot geestelijke zijn, is ook niet op te geven.

Kees. Zou niet elk mensch, die van deze vijgen heeft gegeten een pakhuis warden, evenals degenen die van het water des levens uit de fonteinen des heils drinken, zelf weer een fontein worden, volgens het zeggen van den Heere Jezus?

Bart. Zeker, Kees, dat kan zeer goed zoo zijn. Toch zou ik denken, dat er, laat ik het zoo zeggen, vier hoofdpakhuizen zijn met vijgen, ik bedoel met genadeweldaden.

Kees. Mag 'k ze eens oipnoemen? De eerste en voornaamste zal zeker God Zielt zijn. "Want Hij is een oivervloeiende fontein van allerlei weldaden. Die tweede zal zij'n, de' 'Heere Jezus.

Waar het toch den Heere behaagde, dat in Hem al de volheid zou wonen. En dan ten derde' Gods Woord, dat toch een schat is van de dierbaarste heilsweldaden. En dan....

Bart. Nu, welke is nu de vierde ?

Kees. Daar kan ik niet oipkomen.

Bart. Ik zou zeggen, het verbond der genade.

Diat is dat verband, wat in de nooit begonnen eeuwigheid is opgericht tusschen den Vader ais representeerende de Gadheid, en den Zoon als den E.org voor de uitverkorenen.

In die voorraadschuren vindt men v ij g e n ter genezing. Immers, als de Heere den mensch ontde'kt aan zijn ellendestaat, dan-krijgt hij evenals Hiskia, te klagen over een vreeselijk gezwel, het is de zonde, die veel erger is, als de bloeiend© kanker van de bloedvloeiende' vrouw uit het evangelie, erger als de melaatschheid van Naaman. Hoor David maar eens in Pöalm 38. Ach, de ontdekte zondaar laboreert aan een boosaardig gem'Oed, aan een verhard, harte.

Ach, de zonde is als een vergif, dat al onze zielsaffecten heeft aangetast.

En nu is er maar. één middel, en dat is te vinden in het pakhuis van Gods heilverbond, het is het Moed van Jezus Christus, Gods Zoon. Ja, die vijgenkliOmp van Jezus' kruis-en zoenverdiensten, door het geloof op uw zielswionden gelegd, en — gij zijt genezen! ,

Dan zijin er in dat piakhuis van het genadeverbond, vijgen ter voeding, en wel ter voeding van dien geestelijken hanger, die ontstaat door het werk des G-eestes, een hoinger. naar den Heere en Zijn gerechtigheid, een honger die door niets is te stillen dan doior deze vijlgen.

Je vindt er oiok vijgen ter verkwikking in voor den amechtigen pelgrim, voor den gewonden strijder, om hem weer bij te brengen, zooals David dien joingen deed. I Sam. 30:12. En ais de Heere ons één zoo'n vij'gje geeft opi ons sterfbed, oi! Wat zullen w'e dan makkelijk kunnen heengaan.

Neem me niet kwalijk dat ik zdo gauwi tusschen de vijgen'klompen doorga. Ik wilde nog opimerken, dat het hoe langer hoe duidelijker wordt, dat onze pielgrim al meer en meer Kanaan genaakt.

Kees. AVaar merk je dat aan?

Bart, Waar, voor den geestelijken pelgrim, het uurtje der verlossing genaakt, het oogenblikje waarop; Christus Zijn borgtochtelijke vleugelen van recht en genade over hem zal uitbreiden, daar wordt de ptelgrim eerst recht ellendig in zichzelve. Dan beginnen zijn zondewonden opi het ergst te etteren en te stinken, zoodat hij een walg van zichzelf heeft. Ja, dan wordt hij eerst recht aan de kwalen en kwaden van zijin hart ontdekt, dan krijgt hij te zien, welk een gansch' verdorven vat hij is, en welk een vijand hij isi van God en zijn eigen zaligheid.

Maar ook, waar het uurtje zijner vrijlating nadert, daar komt de Heere höm wel eens de p'akhuizen vol van heil ontdekken, allemaal zaken, die zijn ziel zloO' noodig heeft, en, waarvan bijl Wel eens een vaorsmaakje heeft gehad.

En wat ruu zij'n toestand zoo pij'nlijfc maakt, is, dat hij weet dat er zao'n voorraad van 'heil is, zulk een .oivervloed van genade en vertroosting, dat er zoio'n stroom des Geestes is, zooveel balsem in Gilead....

Kees. En dat hij' er niet aan kan kotoen, is 't zoo niet?

B. a r t. Zoo is 't juist.

Kees. Zoio gaat het mij ook. Ik geloof en weet' dat er zao'veel vijlgenfclompen zijn, maar: „Hoe bom ik er aan? " zucht ik.

Bart. Dat woirdt ons juist hier voorgesteld. Zij zitten verborgen, het zijn verborgen vijlgenhoopen, weggesloten in pakhuizen. En om er nu bij te komen moet je een sleutel hebben en die hebben wij niet; en je moet met het slot w'eten iO|m te gaan, en dat kannen we niet. En daarom kunnen we ér n.iet bij, öf de deurwachter moet ontsluiting geven.

•Ke e s. Ja, Biart, wat leert de mensch toloh in dit stuk zijn diepe en steile afhankelijkheid kennen, hé? Ik moet wel eens zeggen: „Hoe kom ik er n, qg ooit aan^ hoe wordt nog ooit mijn ziel gered? "

Bart. Heel de Irtvcstie van joa is deze: £r is neg een man in het leger, die maakt het jou zoo bitter, die staat JO'U geluk in den weg. K e e s. Wie is dat dan?

137 Bart. Die man is Mqzes, is de wet. Dat is jou man. En die man moet sterven, die houdt jic|ii van het geluk af en gelukkig, zij'n stervensuur naald; , daarom zij'n we gauw door de vijgenklompen heengetrokken. Nog een weinig' tijids, Kees, •on Moaes geeft den geest. Dan zal er een andere man tot je komen en van hem zult ge een huwelijksaanzoek krijgen. Die man is de schoonste aller menschenkinderen, van Hem zij'h al die piakhuizen, al die vijlgen. En laat ik je nu zeggen. Kees, dat alleen met Hem 'te ondertrouwen je voor ©euWig gelukkig maakt. Dan krijg je niet alleen vijgjes, zooi nu en dan, dan zijn al de pakhuizen van jou, evenals al de akkers van Bcaz en al de fcorenhoopien op zijin veld, van Ruth waren toen zij met Bioaz huwde.

Nu hoop ik er mij wel voor te hoeden zulke vroomheid bespottelijk te maken.

Dat zou zeker een verkeerde uitwerking kannen hebben.

Onder hen, die zoo spreken, zijn er stellig, voor wie Christus gestorven is.

En !het is een 'kwaad door zulken te ergeren. belachelijk-maken i

Het is ons alleen te doen om hun vroomheid te typeeren en we mogen daarbij niet verzwijgen, dat ze door en door ziekelijk is.

Ik breng daarom de volgende punten naar voren:

1. Het is opmerkelijk, dat in zulke kringen samenspraken zoozeer geliefd zijn en dat zij die laten houden door eenvoudigen, die echte volksnamen dragen, zooals hier Bart en Kees. Bijbelsche namen mag ook z. a. Elkana en Z, ac'ha, rias. Stelt u eens voor, dat ze Charles en Bobert heetten. Dat zou gewoonweg niet gaan. Ook niet Lodewijk en Frans.

2. Zeer in den smaak vallen Hebreeuwsühe woorden, die in onzen Statenbijbel onvertaald zijn gelaten. Almon Diblatlm'i'm is vooral een naam, die. trekt. Hij laat zic'h even zalvend uitspreken als Mesopotamië. En dan leenen die zich zoo uitstekend voor inlegkunde. Almon Diblatha'im zou beteekenen: een overvloed van vijgen, die in - een pakhuis zijn geborgen. Als 'de 'Gereformeerde Gemeenten nog eens een Theologische Scliool stichtten en er werd een ervaren Oud-testamentisch theoloog aan benoemd, zal die er wel een beetje andere verklaring van geven. Ik behoef haast niet te zeggen, dat dat slot en die deurwachter er voor de gelegenheid bij verzonnen zijn.

3. Niet minder typeerend is de vergeestelij'king die men gaarne toepast en waarvan men in jhet bovenstaande een frappant voorbeeld heeft.

4. Oo'k leidt zulke mystiek niet zelden tot oneerbiedigheid tegenover 'God. "Welk' frereformeerde zou God en Christus (waarom werd de Heilige Geest vergeten? ) een vijgenp'aklhuis durven noemen. Nietwaar, het zou ons tegen de borst stuiten.

5. Kenmerkend zijn tevens de verkleinwoorden. Hier vindt men b.v. „één zoo'n vijgje", „uurtje zijner vrijlating", „voorsmaak]e", „het oogenblikje waarop Christus Zijn borgtochtelijke vleugelen van recht en genade over hem zal uitbreiden".

6. Pleonasmen als „nooit begonnen eeuwigheid" (ik miste hier „de nimmer eindigende eeuwigheid"): en cliché's als „diepe en steile_ afhankelijkheid" zijn zeer gewild.

7. Verwonderlijk is het misschien, dat er hier en daar een vreemd woord wordt tusschen geworpen. Zoo b.v. , , representeerende", „zielsaffecten", „laboreert". Maar de schrijver dezer samenspraken kent het volk. Dat is niet hang voor een vreemd woord. Veel banger er voor zijn de intellectueele puristen, die zich gedurig bevreesd maken, dat het „lagere" volk er door zal worden afgeschrikt. Misschien kunnen recensenten hieruit wel wat leeren.

8. Ook maakt zulk een mystiek gaarne gebruik van personifikaties. Hier b.v. in: „er is een man in 'het leger, die staat jou geluk' in den weg. Die ma.n is. Mozes, de wet. Dat is jou man. Nog een weinig tijds. Kees, en Mozes geeft den geest". Mozes heeft het bij anti-nominaansch' gezindten' altijd verkorven.

9. Op meer dan één plaats in de Schrift wordt de walgelijkheid der ellende blootgelegd. Men denke slechts aan den aangrijpenden psalm 38. Maar door de ziekelijke mystiek wordt die walgelijkheid geëxploiteerd. Daardoor went men aan die gedachte en verliest ze haar ontroerendén indruk. Ook in deze samenspraa'k ontbreken „etteren" en „stinken" 'weer niet.

10. Het is van genoegzame bekendheid', dat de ziekelijke mystiek zekere voorliefde heeft voor uitdrukkingen en beeldeir, aan het sexueele leven ontleend. Niet gaarne zou ik hier neerschrijven, wat door haar over Juda en Thamar, Oh'ola; en Oholiba ten beste (liever: ten slechtste) zijn gegeven. lÖ bepaal mij tot het bovenstaande. Zek'er, ook do Schrift spreekt van een trouwverbond' tusschen d.'en Heere en Zijn volk', maar dan wordt dat volk voorgesteld als 'een vrouw. In het Nieuwe Testament 'komt de gemeente voor als een reine maagd, als de bruid van Christus. Maar hier wordt tot Kees gezegd: „Dan zal er een andere man tot je komen en van hem zult ge een huwelijk'saanzoek krijgen". Staat dit beeld, waaraan zekere homosexuaiiteitsvoorstelling verbonden is, niet tot onpasselijk ' wordens toe tegen?

Als dan ons blad van zijn opirichting af heefÈ gewezen op de noodzafeielij'kheid van mystieke her-

leving, dan liad het een heel andere mystiek' opi het oog.

Boven worden al negen klippen getoond, die de gezonde mystiek moet ontzeilen.

En er zijn er nog meer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Zonde van den tijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's