GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De „Loci” van Dr A. Kuyper.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De „Loci” van Dr A. Kuyper.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr A. Kuyper heeft ons niet zooals we van Dr H. Bavinck mochten ontvangen, een eigen Gereformeerde Dogmatiek gegeven.

Wel zijn, en God zij gedankt voor deze rijke erfenis, door hem in zijn, later in boekvorm uitgegeven, lieraut-artikelen tal van dogmatische onderwerpen voor ons volk behandeld; wel heeft hij in Uit het Woord, in H et werk van den Heiligen Geest in E VotO' en, om niet meer te noemen, in De G e m e e n e Gratie het liclit der Heilige Schrift laten vallen op „de goddelijke waarheden" en ons roet een klaarheid, welke zijn bijzonder charisma was, ingeleid in de schatten der kennisse Gods, maar een wetenschappelijke, afgeronde Gereformeerde Dogmatiek heeft deze grootmeester op het erf der theologie ons niet nagelaten. Hef was wel zijn vurige begeerte ons zulk een standaard-werk te schenken. In Januari 1910 schreef hij immers: „Nog altoos blijft het mijn hope, dat ik, zoo God mij het leven spaart, zelf mijn Dogmatiek zal kunnen uitgeven" i), maar deze hope is helaas niet vervuld. In de laatste jaren van zijn leven is hem niet het voorrecht gegund dit plan ten uitvoea- te brengen, en in de breede rij van de door 'hem uitgegeven boekéii êli geschriften missen wij zulk een standaard-werk, dat zeer zeker een kroon zou geweest zijn op zijn rijken dograatischen arbeid.

Maar... (Mt gemis is niet on-vergoed gebleven. Wij bezitten, zij het dan niet van Kuypers eigen hand, zijn uiteenzetting van de geopeobaarde waarheid' Gods.

Door enkele studenten zijn namielijk tijdens het hoogleeraarschap van Kuyper aan de Vrije Universiteit reeds in de negentiger jaren, — en dat met toestemming van hun leermeester, — de dictaten, welk© hij op zijn colleges Dogmatiek gaf, voor den di-uk verzorgd en uitgegeven, welke uitgave vooral ten doel had, Kuypers leerlingen te gerieven, voor wie het niet doenlijk was al de dictaten van vroegere jaren over te nemen. Deze uitgave werd echter niet in den handel gebracht Dit was uit den aard' der zaak niet wel mogelijk., omdat wat uitgegeven werd niet door Dr Kuyper zelf bewerkt was; hij kon voor alles wat in deze dictaten werd afgedrukt niet instaan, „al's gaf het in alles zijn gevoelen weer"; het waren de door zijn discipelen gemaakte aanteekemngen, welke op deze wijze „het licht zagen", en daarom werd ook ieder exemplaar op naam afgegeven, om te voorkomen, dat van deze dictaten publiek een niet geoorloofd gebruik zou gemaakt worden. Zoo bezitten wij dan de onder ons bekende Looi,

aMius genoemdi omdat Locus de technischei tenm is voor ieder onderdeel der Dogmatliek, ea. eü dictaat zulk een Locus bevat; het geheel biedt ons een complete verzameling van de ondersciheidene Loei, waarin, en voor deze volledigheid mogen wij zeer dankbaar zijn, geen enkel stukje van de Dogmatiek ontbreekt.

Deze Loei zijn reeds in een tweeden druk verschenen. Toen ik in het jaar 1905 studfent wer^d aan de Vrije Universiteit, was er geen enkel exemr' plaar meer te verkrijgen, en het is te verstaan, dat naar een herdruk verlangend wetrd' uitgezien. Want wel hadden wij in B a v i n c k s mieesterwei-k een nog niet overtroffen handboek, maar de tlieoiogische ontwikkeling eisdhte niet minder de bestudeering van Kuypers gedachten, ea uit dezen eisch werd de begeerte naar een nieuwe uitgave geboren. De onder ons bekende uitgever J. H. Kok te Kampen heeft, en wij blijven hem voor dezen dienst, dien liij velen bewees, ten zeerste dankbaar, deze begeerte vervuld en in de jaren 1910, 1911 den tweeden dtuk van de College-Dictaten uitgCigeven. In die tweede uitgave schreef Kuyper het volgende ter inleiding:

L. S.,

De Heer J. H. Kok, Uitgever te Kampen, door Heeren Studenten en door enkele Predikanten aangezocht om een nieuwen druk van deze college-Dictaten ter perse te leggen, wilde hiertoe niet overgaan, zonder mij in deze uitgave te kennen. Bezwaren tegen dezen herdruk kan ik niet wel hebben. Nu deze collegedictaten reeds in honderden exemplaren door het land verspreid zijn, is het van genoegzame bekendheid, dat lang niet alle dictaten van gelijke waardij zijn, dat er enkele zeer goede zich bij bevinden, andere van tvidjfelachtig gehalte, en ook enkele van inférieure kwaliteit. Het is niet zoo gemakkelijk, hetgeen op een college gesproken wordt, in enkele regels onder het hooren op te teekenen en thuis nader uit te werken. Maar al te vaak toch gebeurt het, dat juist die deelen van het college, waardoor men het sterkst wordt aangegrepen, het houden van aanteekening doen vergeten. Niemand zal dan ook deze dictaten beschouwen als een woordelijke weergeving van wat ik sprak. Een woordelijke opteekening zou den omvang stellig tot het dubbele doen uitdijen. En evenmin kan ik voor alles wat in deze dictaten werd afgedrukt, instaan, als gaf het in alles mijn gevoelen weer. Ik heb er lof voor, inzoover ik de studenten bewonder, die er dit nog van gemaakt hebben, maar had ik ze zelf kunnen uitgeven, ze zouden uiteraard heel anders ter perse zijn gegaan. Onder dit voorbehoud echter kan ik tegen deze uitgave geen overwegende bedenking hebben. Niet tegen den eersten druk en minder nog tegen dezen tweeden druk. Nog altoos blijft het mijn hope, dat ik, zoo God mij het leven spaart, zelf mijn Dogmatiek zal kunnen uit- ~ geven. Maar in de eerste jaren komt hier stellig nog niets van. En inmiddels behelpe men zich met deze dictaten.

Jan. 1910.

KUYPER.

Zoo oordeelde Kuyper zielf over deze, weer niet in den handel gebrachte, uitgavei.

En daaruit verklaart het zich, dat hij in den nieuwen druk zelf niets w'ilde veranderen.

Van den uitgever kwam tot mij het verzoek, — het was nog in mijn studententijd, — om mij met de verzorging van deze tweede uitgave, met de correctie der drukproeven enz; , te belasten, en deze arbeid, dien ik met blijdschap! opi mij nam en die mij de gelegenheid bood deze dictaten „door te kruipen", bracht mij als vanzelf met den „grooten leermeester" in aanraking. Verscliillende gedeelten, welke niet duidelijk waren, 'drongen mij er toe zijn nadere toelichting te vragen; ik Stuitte meer dan eens op „bewijsplaatsen", welke nauwkeurig geëxegetiseerd als zoodanig niet konden dienen; ik ontmoette ook wel beweringen, waarmee andere uitlatingen in zijn uitgegeven werken niet geheel in overeenstemming waren, en ik achtte het noodzakelijk al deze dingen Dr Kuyper voor te leggen en hem te verzoeken zelf deze plooien glad te strijlien. Maar hij bleef, hoe welwillend hij mij ook tegemoet kwam, zondereenige concessie staan op het standpunt, dat hij in zijn Voorwoord had uiteengezet. Hij kon niet instaan voor wat de studenten hadden opgeteekend; deze dictaten kwamen voor hua rekening; ik moest de uitgave maar onveranderd laten, want ieder „be^ voegd lezer" zou zeker, indien hij onjuistheden aantrof, deze niet op zijn rekening schuiven. En zoo onderging de tweede druk, op een paar onder'geschikte bijzonderheden na, geen materiëele verandering; wat den vorm der uitgave betreft moesten wel eenige wijzigingen worden aangebracht, terwijl de bestaande inhoudsopgave, welke tot dien tijd alleen afzonderlijk te verkrijgen was, in de uitgave werd opgenoimen.

Wie deze Loei, die in den tweeden druk in vijl kloeke deelen versohenen, bestudeert, komt al heel spioedig onder den idiepen indruk van de „gewelddgheid" van Kuypers dogmatisch inziciht en van het magistrale van zijn doceergave.

, , Want inzonderheid", zoo schreef Ds T. F erwerd a eens, „de uren dogmatiek behoorden, uit een oogpunt van universitair onderricht, tot het allerbeste. Wie zulks begeert, kan zich daarvan ook nu nog zelf overtuigen als hij de Loei opslaat. Kuyper zelf gaf ons steeds den raad als remedie tegen eenzijdigheid', naast de zijne, ook een andere dogmatiek te bestudeeren. Wij volgden veelal dit advies en maakten vooral van Bavincks boek toen dit uitkwam, dankbaar gebruik. In later jai-en heb ik wel eens een steelschen bhk geweiden in een studentenbibUotheek en zag ik daar dan ook de Loei staan. Eerlijk gezegd, het uitzicht van die exemplaren behaagde mij slechts matig; ze waren te maagdelijk, te onbeduimeld. En todi blijven ze de bestudeering ovei-waard. Wie ze met ernst doorwerkt, zal er schatten in vinden. Wie ze dicht laat doet zichzelf als wetenschappelijk theoloog tekort. Wel blijft het jammer, dat de oudere dictaathouders niet geheel voor hun taak berekend zijn geweest; zoo doende staat bet bezwaar van onduidelijkheid het genieten van den inhoud in den weg. Doch wie er kennis mee wil maken, die beginne maar eens met den Locus de Providentia of met dien de Foedere en hij zal de onschatbare beteekenis van Kuypers persoon en arbeid nog veel beter leeren verstaan dan uit een woord als het hier geschrevene mogelijk is." ^)

Deze lofspraak is waarlijk niet overdreven. In Kuypers Loei zijn schatten te vinden. Schatten van dogmatisdie kennis en schatten aan inzicht in de HeUige Schrift.

Reeds de , , eigenlijke loei", de paragrafen, waarin ieder onderwerp in korte, duidehjke trekken omschreven en gedefinieerd, en tevens de orde van behandeling gegeven wordt, leggen door haar scherpte en klaarheid volle beslag op onze aandacht, terwijl die aandacht zich bij het bestudeeren van de Verklaring, welke op de paragraaf volgt, steeds sterker spant. Want dan treft telkens opnieuw, hoe Kuyper zijn Dogmatiek uit dte Schrift opbouwt; hoe hij zich maar niet tevreden stelt met een reeks van teksten als bewijsplaatsen op te sommen zonder op één van die dieper in te gaan, doch de voornaamste in de oorspronkelijke taal, (zijn studenten moesten de teksten in het hebreeuwsch en in het grieksch. kemien), zijn leerlingen voorlegt en ze ook, al naar gelang dit noodzakelijk is, verklaart; hoe hij naar strenge lijnen, en dan altijd de theocentrische methode volgend, de dogmatische stof ontwikkelt en geen enkel plekje van dit wijde veld overslaat. En dan treft het tevens hoe' hij eenerzij dB zich ten nauwste aansluit aan den arbeid der vaderen en de Mstoriciteit van het dogma handhaaft, maai- ook tegelijk, alle repristinatie vermijdende', de dogmatiek ia nieuwe banen tot verdere ontplooiing brenigt. Een ontwikkeling, waarbij hij den vijand, niet alleen uit oude tijden doch ook van zijn dagen, in al zijn dwalingen onderkent en tegenover die dwalingen stelt de zuivere leer; naar het Wioord dtes Heeren. Terwijl eindelijk de bestudeering vandeee dictaten ook daarom zoo'n genot is, omdat zelfs in de schijnbaar dorste betoogen een warmte van hart gloeit, welke deze dogmatische verhandeling voor intellectualisme bewaart. Ge bemerkt bij Kuyper steeds weer, dat hij met de waarheid Giods te doen heeft; telkens blijft Mj aanbiddend voor het mysterie staan; keer op keer waarschuwt hij zijn leerlingen voor het euvel der vea-standelijikheid; in spitsvondige onderscheidingen verliest hij zich zelden, en altoos rekent hij met de praktijk der godzaligheid.

Van een critische beschouwing wü ik mij hier onthouden.

Over menig punt zou een welgevoegelijke polemiek te voeren zijn.

Zooals de vraag of in een Dogmatiek een Locus de Magistratu, een verhandeling over de overheid, wel thuisbehoort, tot een interessant debat aanleiding geeft.

Ik wil mij beperken tot deze korte „gedachtenis" van Kuypers college-arbeid^, omdat dit artikel niet meer bedoelt dan om de belangstelling van een jongere generatie voor deze Loei levendiger te maken.

Het is jammer, dat ook reeds de tweede druk uitverkocht is.

Misschien vat de uitgever van deze tweede editie ia dit gedenkjaar het plan op om tot een derde idtgave over te gaan.

Hij zal er allen, die nu zich voorbereiden voor het ambt, een grooten dienst mee bewijzen.

Want wat wij broodnoodig hebben in deze tijden van geestelijke verwarring en indifferentisme ten opizichte van Kerk en dogma is een jonger en ook een ouder geslacht, dat in het zweet des aanschijns zich bezinnen wiil op de waarheid Gods, en dat ia dien moeilijken arbeid ook met eerbied luistert naar de stem van Dr A. Kuyper, die

spreekt nadat hij is gestorven.

K. D.


1) In zijn Voorwoord bij de „Tweede Druk" van zijn College-Dictaten.

2) Nog in den band van voorheen, blz. 20, 21.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1937

De Reformatie | 48 Pagina's

De „Loci” van Dr A. Kuyper.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1937

De Reformatie | 48 Pagina's