GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Magda Stomps (1899-1979)

Het leven van de eerste theologisch studente aan de VU

63 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van 1919-1924 telde de theologische faculteit van de VU één vrouwelijke student, te weten M.A.H. Stomps uit Zutphen. In 1935 promoveerde ze bij M. Heidegger in Freiburg, in 1940 werd ze lid van de NSB, tijdens de oorlogsjaren werkte ze voor het ministerie van Justitie en voor het departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK), met Dolle Dinsdag (6 september 1944) verdween ze naar Duitsland, waar ze bleef wonen tot haar dood in 1979. Na de oorlog verzorgde ze cursussen aan de Volkshochschule (VHS) in Keulen en het nabij gelegen Dormagen, ze gaf les aan de Höhere Handelsschule in Keulen en vertaalde ze Verzet en overgave van Bonhoeffer (1956). Vanaf 1947 woonde ze in Keulen totdat ze rond 1970 met haar werk stopte en verhuisde naar Wissen (D). Daar overleed ze in 1979, ze werd begraven in Zutphen. In 1963 verscheen er een interview met haar van de hand van K.F. Oosterbaan, werkzaam van de Vrije Universiteit.1 Bijna vijftig jaar later roept dat meer vragen op dan dat er beantwoord worden. In dit artikel wordt een poging gedaan de levensgang van Magda Stomps aan de hand van dat interview in kaart te brengen.

I. Afkomst en studie

Magda Stomps werd op 2 mei 1899 te Middelburg geboren als oudste dochter van Barend Hendrik Stomps (1867-1944) en Magdalena Alida Hondius (1868-1942).2 Haar vader was kunstschilder en tekenleraar. In 1909 verhuisde het gezin, inmiddels uitgebreid met Hendrica Barendina (1904-1991), naar Zutphen, waar Stomps een benoeming als tekenleraar aan de HBS had aangenomen. Later volgde ook nog een benoeming aan het Stedelijk Gymnasium te Zutphen.3 Nadat hij zijn dochter Magda persoonlijk had voorbereid op het middelbaar onderwijs, koos hij voor haar het Christelijk Lyceum te Arnhem. In 1918 deed ze eindexamen gymnasium bèta omdat het aanvankelijk haar voornemen was om medicijnen te gaan studeren. Een jaar later deed ze echter staatsexamen gymnasium alpha omdat ze besloten had theologie te gaan studeren.4 Zelf vertelt ze over de invloed die de filosofisch georiënteerde, vrijzinnige H.W.Ph.E. van den Bergh van Eysinga, hervormd predikant in Zutphen, op haar heeft gehad. Omdat haar vader een vurig vereerder van A. Kuyper was, werd het theologie aan de VU. ‘En het was voor mij hetzelfde waar ik studeerde, als het maar theologie mocht zijn’, vertelt ze.

Toen Magda Stomps zich liet inschrijven aan de VU trof ze als jaargenoten onder anderen E.L. Smelik, J.A.C. Rullmann, C. Mak en H. Holtrop.5 Toen W. Geesink, hoogleraaar ethiek, haar op de dag van haar inschrijving zag staan tussen haar mannelijke medestudenten, merkte hij op: ‘Wat een emoties voor een vrouwenziel.’6 Er werden dat jaar overigens nog twee vrouwen ingeschreven, D. Bavinck en A.S. Staalman, beiden voor de studie rechten.7 In 1922 werd C.E. Henkemans ingeschreven aan de Faculteit der Godge-leerdheid, maar zij is nooit afgestudeerd.8 Stomps woonde in deze jaren afwisselend in Amsterdam en in Zutphen. Zelf vertelt ze dat ze bij familie van de echtgenote van professor H. Bavinck op kamers zat en daarom ook ‘dikwijls’ bij Bavinck thuiskwam. Gezien de gegevens van het bevolkingsregister van Amsterdam is dat onwaarschijnlijk. Toen ze op 2 november 1919 voor het eerst in Amsterdam werd ingeschreven, woonde ze Veerstraat 10, niet ver van het Vondelpark. Ze werd pas op 9 november 1921 ingeschreven bij de schoonfamilie van Bavinck, de familie Schippers, nadat ze een jaar wegens ziekte weer in Zutphen had gewoond.9 Bavinck was toen al overleden.10 Of ze ooit bij Bavinck thuis is geweest, kan niet worden uitgesloten, maar niet omdat ze op kamers zat bij diens schoonfamilie. Kort na haar inschrijving raakte ze betrokken bij een actie ten behoeve van J.B. Netelenbos, die in kerkelijke moeilijkheden was geraakt.11 W. Bakhuis Roozeboom maakte zich daar zorgen over en overlegde met Magda Stomps en F.A. den Boeft over de vraag wat ze zouden kunnen doen. Ze kwamen bij Geelkerken terecht, die hen naar Bavinck verwees. De volgende dag. 27 november 1919, kwam een twintigtal studenten samen en men besloot een persbericht te doen uitgaan, waarin een andere behandeling van de hele kwestie werd bepleit dan tot dan toe had plaatsgehad. Ook de naam van Magda Stomps stond onder deze verklaring. Het gesprek met Bavinck, enkele dagen later, werd gevoerd door G. Brillenburg Wurth, F.A. den Boeft, H.J. Pos en Bakhuis Roozeboom. Bavinck weigerde echter, naar de woorden van Bakhuis Roozeboom, kleur te bekennen.

Stomps studeerde met plezier en met succes. Op 8 augustus 1920 deed ze haar propedeutisch examen, daarna, met een jaar vertraging zoals boven vermeld, begon de eigenlijke theologische studie. Het corpsleven liet ze aan zich voorbij gaan, naar eigen zeggen omdat ze er niet van hield om zich bij het een of andere dispuut aan te sluiten.12 Een studiekring echter met ouderejaars studenten, waaraan onder anderen Klaas Spoelstra deelnam, stond jaren later nog in haar geheugen gegrift.13 Bij A.H. de Hartogh en H.J. Pos verdiepten de leden van deze kring zich in de filosofie.14 Ondanks dit enigszins teruggetrokken studentenbestaan viel ze op. De ‘varia’ in de studentenalmanak van 1920 vermelden onder het opschrift ‘Magda’:


De slechtste mensen hier op aard

zijn theologen zonder baard (de Genestet)15


Om toegelaten te worden tot het kandidaatsexamen dienden de theologische studenten van de VU een proefpreek te houden. De VU kende geen onderscheid tussen wetenschappelijke en kerkelijke vakken, binnen de simplex ordo werd de homiletiek als een volwaardig theologisch vak gezien. Een kandidaatsexamen van de VU impliceerde dan ook dat men colleges homiletiek had gevolgd, inclusief de proefpreek die daarbij hoorde. Omdat de Gereformeerde Kerken in Nederland een vrouw in het ambt niet erkenden, was het vak voor haar carrière weinig van belang. De hoogleraren Grosheide en Bavinck echter, zo herinnerde Stomps zich, meenden dat als men een vrouw toeliet tot de theologische studie dit een gelijke behandeling met zich mee bracht ten opzichte van de mannelijke studenten. Dus moest ook Stomps een proefpreek houden.16 Ongetwijfeld speelde die vraag, maar het is onwaarschijnlijk dat Bavinck zich ermee heeft bemoeid. Stomps begon pas in het najaar van 1921, na het overlijden van Bavinck in 1921, aan haar theologische studie. Het is zelfs twijfelachtig of zij ooit college bij hem heeft gelopen. Ze kan dat natuurlijk wel als propedeutisch student gedaan hebben, maar waarschijnlijk is dat niet. Daar komt bij dat de meeste studenten pas in hun derde studiejaar hun proefpreek hielden (en in ieder geval niet tijdens hun propedeuse). Voor Stomps was dat dus in het studiejaar 1923-1924. Hoe dan ook, Stomps bereidde zich voor op de proefpreek in de Bloemgrachtkerk, onder meer door een zwarte japon bij C&A te kopen, hooggesloten en met wijde mouwen. De kerk was afgeladen vol, zo vertelt Stomps, er schijnen zelfs foto's van te zijn gemaakt. Betsy Vertregt, die letteren en rechten studeerde, verzorgde de schriftlezingen. Overigens is het waarschijnlijk geen reguliere kerkdienst geweest en zal de toeloop vooral uit studenten hebben bestaan.17

Op 12 december 1924 sloot Stomps haar studie af met het kandidaatsexamen.18 Dat was voor professor V. Hepp, de opvolger van Bavinck, aanleiding om daarover in het weekblad De Reformatie te schrijven.19 Het staat vast, zo stelde hij, dat een kandidate in de theologie in de Gereformeerde Kerken in Nederland (GKN) nooit het predikambt zou kunnen vervullen. ‘Mogen er inzake de vrouwenkwestie nog open vragen genoeg zijn, deze behoort er stellig niet toe.’ Paulus was op dit punt niet voor tweeërlei uitleg vatbaar, en als onze kerken op dit punt zouden veranderen, zo meende hij, dan zouden ze van de waarheid afwijken. Dat een vrouw in de gemeente niet mag leren, betekent echter niet dat ze geen theologie zou mogen studeren. Zo zij er de gave voor heeft, mag dit haar niet worden ontraden. Bovendien verbiedt Paulus de vrouw niet dat zij buiten de gemeente leert. Vrouwelijke gegradueerden in de theologie zouden uitstekend godsdienstles kunnen geven, of zich met de opleiding van meisjes bemoeien die zich voorbereiden op het evangelisatiewerk. Ook zag hij mogelijkheden om cursussen voor zondagsschoolwerk te verzorgen. ‘Een heel arbeidsveld ligt hier open.’ Als kerken, verenigingen en besturen dit verstaan, zal de vrouwelijke student in de theologie zeker geen ‘hooge uitzondering blijven’.

De boodschap was duidelijk, zowel voor Stomps als voor de Gereformeerde Kerken. Hepp sloot bij voorbaat alle discussie over vrouwelijke predikanten uit. De GKN waren sedert de synode van Utrecht (1923) wel bezig met de vraag naar de vrouw en het ambt, omdat de kerken van Zandvoort en Brussel besloten hadden aan vrouwen het actief kiesrecht toe te kennen. Dat was weliswaar nog geen discussie over de vrouw in het ambt, het ging om de vraag of de vrouwelijke belijdende leden mochten meestemmen als de gemeente gehoord werd bij de verkiezing van ambtsdragers. Uiteindelijk besliste de synode van de GKN in 1930 dat het niet juist geacht moest worden dat vrouwelijke gemeenteleden mochten meestemmen. Men vond dit in strijd met 1 Timotheüs 2: 12. Als vrouwen invloed zouden krijgen op het beleid, zouden ze daarmee gezag over mannen uitoefenen en dat zou tegen de scheppingsorde ingaan.20

Stomps vond door bemiddeling van professor C. van Gelderen een baan als lerares godsdienst aan de christelijke HBS in de Moreelsestraat (tegenwoordig het Sweelinckcollege) te Amsterdam, waar W.J. Kolkert rector was.21 Ze kreeg de laagste klassen, maar ze kon geen orde houden en vond het ‘verschrikkelijk’. Haar smeekbeden om les te mogen geven aan de hogere klassen werden niet verhoord. Soms zat Kolkert achter in de klas en luisterde kritisch. ‘Dan bracht ik er helemaal niets van terecht’, aldus Stomps. Ze was naar eigen zeggen wanhopig en nam haar ontslag.22

Een loopbaan als predikant zat er niet in, althans niet in de GKN, en blijkbaar was ze al te zeer gehecht aan de GKN om van kerk te wisselen. Wel preekte ze op verzoek van Banning af en toe bij de Woodbrookers in Barchem en in Zandvoort, maar in die kring voelde ze zich niet thuis. ‘Ik vond ze te eenzijdig, te practisch, te ‘lief’.’ Ook verzorgde ze in Tienhoven op verzoek van ds. E.L. Smelik lezingen over verschillende onderwerpen.23 Met Smelik en zijn vrouw zou Stomps door de jaren heen bevriend blijven. Wellicht via Smelik raakte ze betrokken bij Woord en Geest, het blad van dr. J.G. Geelkerken en zijn geestverwanten. Daarin publiceerde ze in de jaren 1926-1927 enkele artikelen en boekbesprekingen.24

Haar artikelen in Woord en Geest betroffen de plaats van de vrouw in de gemeente.25 Niet dat daarvoor ‘in onze kringen’ veel ruimte was, maar gezien het ambt aller gelovigen zou die ruimte er wel moeten zijn. Het gaat daarin volgens haar om kennen en leren, om leiden en zorgen, en ten slotte om barmhartigheid. Daarbij wilde ze de grens tussen kerk en wereld niet te scherp tekenen. Maar over de vraag wat dit concreet betekende, was ze niet duidelijk. Om er toch iets over te zeggen, wierp ze een blik op de twee belangrijkste groepen vrouwen die volgens haar op christelijk gebied bezig zijn, de nonnen en de heilssoldates. Over het werk van de nonnen merkte ze op dat die vorm van arbeid niet was ‘wat wij zoeken’, en dus ging de meeste aandacht uit naar de heilssoldates. Niet alles wat het Leger leerde, wilde ze voor haar rekening nemen, maar sommige gereformeerde bezwaren achtte ze onjuist. Deze hingen volgens haar samen met een gebrek aan kennis omtrent het Leger des Heils. Ze erkende dat het Leger methodistisch was, maar ze waardeerde dat het Leger het ontzettende werk der zonde en de ernst van het oordeel zag, en zich in zijn bekeringswerk volkomen afhankelijk wist van God. Waar sommigen bang waren dat het Leger geheel in filantropisch werk zou opgaan, meende Stomps dat het werk der barmhartigheid nooit op zichzelf zou kunnen bestaan omdat het een gevolg was van een in geloof ontvangen opdracht. Het ‘winnen van zielen’ was altijd de voornaamste arbeid voor de heilssoldaten geweest en dat zou niet veranderen. In het volgende artikel besteedde ze aandacht aan Catharine Booth, die zo nauw betrokken was bij het werk van haar man en ook nog haar huishouden met zeven kinderen bestierde. Daarna stokte haar pen, en pas negen maanden later hernam ze haar beschrijving van de plaats van de vrouw in het Leger door aandacht te besteden aan de oudste dochter van William Booth, bijgenaamd ‘The Maréchale’.26

Het heeft er alles van weg dat Stomps nogal voor het werk van het Leger des Heils geporteerd was. Haar artikelen waren enthousiast en kritiekloos. Ongetwijfeld hebben sommigen gedacht dat ze zich bij het Leger zou aansluiten, maar dat is niet gebeurd. Kwam het Leger toch niet helemaal tegemoet aan haar intellectuele behoeften? Ze vertelt dat haar in die tijd een advertentie van de Alexander von Humboldt Stiftung te Berlijn onder ogen kwam, waarin gemeld werd dat deze een stipendium beschikbaar stelde voor een buitenlandse studente (sic) in de filosofie. Ze kreeg een aanbeveling van Pos en Grosheide en kwam in aanmerking voor het stipendium, een toelage van 125 mark per maand. Ze koos Freiburg, waar ze van 1928-1934 verbleef om bij Martin Heidegger te studeren, die daar kort tevoren tot hoogleraar was benoemd.27 De laatste twee jaar had Stomps naar eigen zeggen een assistentschap bij Heidegger.28

De keuze voor Freiburg en Heidegger is verrassend. Heidegger was in deze tijd in Nederland betrekkelijk onbekend, er waren nog geen publicaties aan hem gewijd, en het ligt voor de hand dat Stomps door Pos op Heidegger was gewezen. Deze had zelf gedurende het wintersemester van 1922/1923 in Freiburg gestudeerd ter voorbereiding op zijn tweede promotie en toen onder anderen bij Heidegger colleges gevolgd.29

In deze jaren is Stomps getuige is geweest van de befaamde rectoraatsrede van Heidegger uit 1933, die hem later zoveel schade heeft berokkend. Algemeen wordt deze rede, Die Selbstbehauptung der deutschen Universität, gezien als een wending van Heidegger naar het nationaalsocialisme, en nooit heeft Heidegger afstand van de rede of van het nationaalsocialisme genomen.30 De rede zelf werd in die tijd lovend ontvangen, en nog in 1938 schreef de krant Kieler Blätter: ‘Net als Baeumler bepaalt Martin Heidegger in zijn rectoraatsrede het wezen van de wetenschap vanuit een fundamenteel activistische, heroïsche instelling.’31 De Zwitserse Neue Zürcher Zeitung echter was zeer kritisch. ‘Of je Heideggers redevoering nu drie- of viermaal leest, zij blijft de uitdrukking van een afgrondelijk, verwoestend nihilisme, dat ook al weinig verheffends krijgt door de adhesiebetuiging aan bloed en aarde van een volk.’32 Stomps was, zo zal nog blijken, zeer onder de indruk van deze rede en het daarin ontvouwde gedachtegoed.

Haar promotie vond op 21 juni 1935 plaats op het proefschrift Die Grundzüge der Anthropologie bei Martin Luther. Versuch einer philosophischen Interpretation.33 Het was een poging de verspreide uitlatingen van Luther in een systematische samenhang weer te geven en te verduidelijken aan de hand van Heideggers filosofie. Het promotiedossier vermeldt dat Stomps als bijvakken dogmatiek (examinator E. Krebs) en Latijn (examinator H. Opperman) deed, het judicium over het geheel luidde magna cum laude.34 Heidegger oordeelde dat dit stuk ‘als ein wertvoller Beitrag zur Geschichte der theologisch-philosophischen Anthropologie’ kon gelden.

Haar wens om bij Heidegger te habiliteren en daarmee toegang te verkrijgen tot een universitaire werkkring ging niet in vervulling. Zelf zou ze daarvan later zeggen: ‘Maar juist in die tijd kwam Hitler met zijn horde en… de mogelijkheden werden door zijn maatregelen voor mij afgesneden.’35 Een poging van Heidegger in 1936 om haar opnieuw een stipendium te bezorgen, leed ondanks zijn prachtige aanbevelingsbrief schipbreuk.36

Nog jarenlang zou Stomps contact met Heidegger en zijn vrouw onderhouden. Heidegger was volgens zijn biograaf Safranski een man op wie vrouwen makkelijk verliefd werden, en kleine affaires waren aan de orde van de dag.37 Of dat ook hier aan de orde was, heb ik niet kunnen achterhalen. De bronnen zwijgen hierover. De toon van de bewaard gebleven correspondentie is persoonlijk maar niet intiem.38

Stomps had, zo vertelt ze aan Oosterbaan, haar proefschrift naar Smelik ter bespreking opgezonden, maar deze achtte zich naar haar zeggen niet bevoegd om het te bespreken en hij had het boek doorgezonden naar een gereformeerde collega, die het negatief beoordeelde. De naam van Christus kwam er geen enkele keer in voor, zo had deze gesteld. Een ander punt van kritiek luidde dat er geen opgave van gebruikte literatuur was opgenomen.39 Heidegger echter noemde haar een van zijn beste leerlingen. ‘En zo kreeg ik in Duitsland de erkenning, die mij in eigen land onthouden werd.’ Aldus nog steeds Stomps. Wat ze niet vermeldde was de pittige kritiek van P.G. van den Hooff in Woord en Geest.40

Van den Hooff, predikant en lid van het Hersteld Verband, noemde het een wijsgerige bewerking van Luthers antropologische uitlatingen, die verspreid in zijn geschriften worden aangetroffen. Luthers antropologie was echter een theologische, en een wijsgerige bewerking daarvan achtte hij een hachelijke onderneming. Het leverde in deze studie een stuk moderne existentiefilosofie op, gezongen op de woorden van Luthers theologie en gecomponeerd door het ‘herausarbeiten’ van die filosofische inzichten in het wezen van de mens die Luther ‘mitgesehen und mitentwickelt’ heeft. Ook had Van den Hooff fundamentele bezwaren tegen het uitgangspunt van dit boek, namelijk dat theologie primair bezinning is op het gelovig zijn van de mens en pas in de tweede plaats over de geloofsinhoud gaat. Men kan het gelovig zijn, als zijnswijze van de mens, niet abstraheren van de geloofsinhoud. ‘Wil men nagaan hoe de existentiefilosofie in zijn laatste uitlopers zich ontwikkelt, en aandachtig aanschouwen hoe vogels van Heideggeriaanse pluimage zich zoeken te nestelen in het geboomte der theologie, men leze deze studie en zal respectabelen denkarbeid kunnen meemaken en bewonderen. Voor Luthers antropologie leze men Luther zelf.’41

Ondertussen was Stomps in 1935 naar Nederland teruggekeerd, waar ze zich in weer Zutphen vestigde, bij haar ouders. Ze was toen naar eigen zeggen ‘verbonden’ aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden bij professor C.A. Mennicke, een Duitse sociaal-pedagoog, die in 1933 een goed heenkomen naar Nederland had gezocht. Die verbondenheid moet niet worden overschat: eenmaal verzorgde ze een weekendcursus over Martin Heidegger.42 De aankondiging daarvan ging gepaard met een hartelijke aanbeveling van Mennicke, in die tijd directeur van de isvw.43 Ook gaf ze cursussen aan de volksuniversiteit van Doesburg en werkte ze gymnasiumleerlingen bij.44 Verder is bekend dat ze in de zomer van 1937 gesolliciteerd heeft naar een baan als lerares Hebreeuws aan een gymnasium. Toen ze die baan niet kreeg omdat ze geen kerkelijk examen had afgelegd, wendde ze zich in eerste instantie tot haar vroegere hoogleraar Grosheide, later tot de Faculteit der Godgeleerdheid (FdG) en uiteindelijk tot het college van Curatoren van de VU.45 De kwestie waarom het draaide was de bevoegdheid om Hebreeuws te geven. Die bevoegdheid werd blijkens § 16, lid f, van de wet op het middelbaar onderwijs onder meer verkregen indien iemand een ‘kerkelijk examen Hebreeuws’ had afgelegd.46 Ze wilde, zo schreef ze Grosheide, alvorens een examen af te leggen in de Semitische letteren, eerst onderzoeken of het afgelegde kandidaatsexamen in de theologie haar niet dezelfde bevoegdheid verleende als het (hervormde) proponentsexamen. Een kandidaatsexamen aan de VU viel nu eenmaal niet te vergelijken met een kandidaatsexamen aan de rijksuniversiteit, een kerkelijk examen in de GKN niet met een kerkelijk examen in de hervormde kerk. Verder leek het haar van belang dat ze in voorkomende gevallen een schriftelijk bewijs van de faculteit zou kunnen overleggen, waarin stond dat ze niet toegelaten was tot het kerkelijk examen, met vermelding van de reden waarom dat zo was. Wellicht kon de faculteit daarbij bevestigen dat haar indertijd was toegezegd dat volgens de faculteit haar niets tekort werd gedaan voor iedere andere betrekking dan het ambt van predikant omdat ze geen kerkelijk examen mocht doen. Blijkbaar kreeg ze die gevraagde verklaring niet, want een halfjaar later wendde ze zich tot de faculteit, waarin ze haar verzoek herhaalde.47 Ze was door de faculteit afgehouden van het kerkelijk examen en vond het niet rechtvaardig dat er voor een baan als leraar Hebreeuws van een vrouw veel meer geëist werd dan van een man, i.c. een doctoraal examen theologie of Semitische letteren. In zijn vergadering van 4 februari besloot de faculteit haar te melden dat ze geen testimonium zou krijgen omdat dat alleen werd afgegeven ten behoeve van het kerkelijk examen. Uit het vervolg kan worden opgemaakt dat de faculteit haar wel een verklaring van goed gedrag wilde geven. In een volgende brief sprak Stomps haar verbazing uit over dit antwoord. Ze had geen testimonium gevraagd, maar een verklaring dat ze niet toegelaten was tot het kerkelijk examen omdat ze vrouw was.48 Toen ze ondanks herhaalde aandrang geen antwoord kreeg, wendde ze zich tot curatoren, die zich op hun beurt tot de faculteit wendden voor nadere inlichtingen.49 Curatoren concludeerden dat de faculteit niets te verwijten viel en meldden dat aan Stomps.50 Voor het geven van onderwijs in het Hebreeuws had een dergelijke verklaring geen waarde, daar de Wet spreekt over een met goed gevolg afgelegd kerkelijk examen in die taal, zo schreven ze haar. De Faculteit der Godgeleerdheid had naar haar opvatting alles uitgelegd, curatoren begrepen niet wat ze verder nog wenste.

Twee punten waren in het geding. Een deel van het misverstand wordt veroorzaakt door de tekst van de wet. Niet omschreven staat welk kerkelijk examen de wetgever op het oog had. Het proponentsexamen zoals dat geregeld was in de hervormde kerk kende alleen een onderzoek naar de bijbelse godgeleerdheid, de dogmatiek, en kerk- en dogmengeschiedenis, niet in het Hebreeuws.51 Toch schijnt de wetgever hier te doelen op het hervormd kerkelijk examen.52

Stomps’ aanvankelijke voornemen nader onderzoek naar de status van het kandidaatsexamen aan de VU te doen, is in dat licht bezien helemaal niet zo gek. Ze besefte terdege, zo blijkt uit haar brief aan Grosheide, dat de VU een andere opleiding kende dan de rijksuniversiteiten en dat een kandidaatsexamen aan de VU niet hetzelfde was als een kandidaatsexamen aan een van de rijksuniversiteiten. Het hervormde kerkelijk examen zou wellicht vergeleken kunnen worden met het kandidaatsexamen aan de VU.

Maar er speelde nog iets anders. Aan geen der examens van de theologische faculteit van de VU was een civielrechtelijk effect verbonden.53 Dat was er in 1905 bewust buitengelaten om de theologische faculteit van eventuele overheidsbemoeienis te vrijwaren. Dus het kandidaatsexamen, hoezeer ook vergelijkbaar met het hervormde kerkelijk examen, zou haar niet baten, evenmin als een doctoraal examen theologie aan de VU. Blijkbaar was dit Stomps (aanvankelijk) onbekend. Naderhand legde ze te grote nadruk op het feit dat de GKN de vrouw niet tot het ambt toelieten en dat ze daarom niet tot het kerkelijk examen was toegelaten.

Er is nog een ander opvallend punt in het geheel. Aan het slot van haar brief aan curatoren verwees Stomps naar het respect waarmee ze tijdens haar studie altijd was behandeld. Het zou haar spijten als dat thans anders was en de vreemde houding tegenover de vrouw, ‘die tegenwoordig in zekere rechtse kringen ingang vond, aan deze ongewone handelwijze schuld droeg’. Die houding meende ze te moeten kwalificeren als onchristelijk. Het betekende een terugkeer terug tot het ‘beschikken’ over de vrouw, wat wel zeer sterk zowel aan het oude als aan het nieuwe heidendom herinnerde en het christelijk criterium, de ‘gewetensverzekerdheid’, geheel ter zijde schuift en zoo de vrijheid der vrouw aanrandt, en dat in een christelijk land dat ‘over vrijheid gewaagt tegenover zijn buren’. Blijkbaar doelde ze op het feit dat voor de nationaalsocialisten de vrouw primair moeder was en diende te zijn. Op dit punt is wellicht sprake van de invloed van Elfride Heidegger, die zich inzette voor de emancipatie van de vrouw.

Dit laatste klinkt alsof ze kritisch stond over de ontwikkelingen in Duitsland, en wat dit punt betreft, de vrouwenemancipatie, zal dat ook wel zo zijn. Maar op andere punten was ze veel minder kritisch. Opvallend in dit verband is haar uitlating in het interview met Oosterbaan, waarin ze vertelt hoe ze na haar terugkeer uit Freiburg haar Duitse contacten aanhield. Haar vrienden kwamen in uniform op bezoek in Zutphen, en dat maakte haar verdacht. ‘Dit werd voor mijn toekomst fataal.’54 Heel concreet werd dat toen ze solliciteerde naar een baan als secretaresse bij de vereniging voor wijsbegeerte en haar gevraagd werd naar haar houding tegen-over Duitsland. ‘Ik antwoordde dat ik voor een verenigd Duitsland was, maar mij met geen politiek bemoeide.’55 Waarschijnlijk betrof dit de zogenaamde ‘Anschluss’, de annexatie van Oostenrijk door Duitsland in maart 1938. Van haar sollicitatie hoorde Stomps niets meer, zelf vermoedde ze dat men het niet aandurfde om haar te benoemen.56

Ze had naar eigen zeggen veel werk en kon in haar onderhoud voorzien. Ook publiceerde zij tot twee keer toe een artikel over Heidegger. In Vox Theologica schreef ze over Heideggers visie op de dood en de verhouding daarvan tot de theologie.57 Het is in feite een samenvatting en interpretatie van de paragrafen 46-53 van Heideggers belangrijkste werk Sein und Zeit. Een jaar later verscheen in het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte een samenvattend artikel over de filosofie van Heidegger.58 Ook verzorgde ze de vertaling van een verzameling brieven van Duitse predikanten en leken die gevangen zaten in een concentratiekamp.59 Of dit voortkwam uit een wezenlijke betrokkenheid of dat het een kwestie van opportunisme was, is niet duidelijk. Voor het eerste pleit dat ze na de oorlog Bonhoeffers zou vertalen, voor het tweede dat ze in die tijd op zoek was naar een vaste betrekking en geldzorgen had, én haar opmerking over het mislopen van een aanstelling bij de vereniging voor wijsbegeerte, wat ze heeft geïnterpreteerd als het gevolg van haar pro-Duitse houding.

Met dit al was Stomps een van de eersten in Nederland die zich intensief met Heidegger heeft beziggehouden.60 Eerder al zagen we dat Pos college bij Heidegger liep, in 1933 studeerde ook K. Kuypers bij Heidegger. Ongetwijfeld hebben Stomps en hij elkaar in die tijd ontmoet. Overigens waren de contacten van Heidegger met Nederland beperkt en kwam de grote stroom artikelen over hem pas na de oorlog op gang. Stomps liep dus bepaald voorop met haar artikelen in 1938 en 1939.

II Oorlogsjaren

Over de oorlogsjaren laat Stomps in het meermalen genoemde interview niets los. De na-oorlogse jaren noemt ze voor haar en haar zuster, die haar op haar vlucht naar Duitsland had vergezeld en met wie ze samenwoonde, een zeer moeilijke tijd ‘door allerlei conflicten’. Die moeilijkheden hadden echter alles met het gedrag van Stomps in de oorlog te maken en het is geen wonder dat ze over die periode zwijgzaam was. Na de bevrijding stond ze jarenlang bij Justitie bekend als voortvluchtig. Ik kom tot de volgende reconstructie.

In het voorjaar van 1940, nog vóór de Duitse inval, zocht Stomps contact met dr. T. Goedewaagen, lid van de redactie van De Waag, blijkbaar met de wens om lid te worden van een van de bestaande Waagkringen, in dit geval de kring te Arnhem.61 Het blad was antidemocratisch en pro-Duits, de kringen waren studie- en propagandakringen voor de autoritaire staatsgedachte. De hegeliaan ir. B. Wigersma was in deze tijd de drijvende kracht achter het blad, Goedewaagen was de spil van het kringenwerk. Stomps was bij hem aan het goede adres. Of het van een kringlidmaatschap gekomen is, heb ik niet kunnen achterhalen.62 Een paar maanden later blijkt dat Stomps weinig gelukkig was met de koers van het blad De Waag. Er was een conflict ontstaan tussen J.H. Carp en A.F. Zwaardemaker. De laatste hield volgens Stomps nog al te zeer vast aan de ‘oude humanistische cultuur en had nog ‘niet voldoende van het nieuwe bloed’ in zich. Enkele artikelen die Stomps had ingezonden waren door de reactie afgewezen.63 Goedewaagen deelde die mening, het was met De Waag de verkeerde kant opgegaan. Hij ried haar aan zich over De Waag niet meer druk te maken. ‘Dit gezelschap van intellectueelen zal zich òf morgen bij ons aansluiten, òf overlijden.’64

Begin september 1940 wendde ze zich tot Anton Mussert met een verzoek om inlichtingen omtrent een lidmaatschap van de NSB. Deze belastte J.W. Hesterman met de afhandeling van haar verzoek. Hesterman deelde haar mee dat ze als geheim lid kon worden ingeschreven, en wel op zo'n manier dat alleen zij beiden daarvan zouden weten. Bijna per omgaande reageerde Stomps, die vervolgens van Hesterman bericht kreeg dat ze als geheim lid was ingeschreven onder nummer 3070-B/V.65 Ook is er sprake van een taak voor Stomps ‘in propagandistische richting’, maar een en ander moest in verband met het geheim karakter van het lidmaatschap van Stomps ‘op de meest voorzichtige wijze’ dienen te geschieden. Waaraan gedacht werd, is niet bekend.

Dat Stomps graag voor de ‘nieuwe orde’ wilde werken, blijkt ook uit de brief die de in Zutphen woonachtige Stomps (waarschijnlijk) in het voorjaar van 1941 aan dr. E. Schneider zond.66 Deze was Beauftragte van de Reichskommissar in Gelderland, en kon wellicht iets voor haar betekenen. Uit de brief blijkt dat ze hem kort tevoren had ontmoet en hem wilde bedanken voor de vriendelijke ontvangst. Ze schreef hem dat ze aan haar verblijf in Freiburg zeer veel te danken had gehad. Ze voelde een diepe verering voor de Führer en voor het Duitse volk en ze zou het als een eer zien ergens in zijn geest te mogen werken. De brief eindigde met een ‘Heil Hitler’, een curriculum vitae was bijgevoegd.

Een en ander leidde tot een correspondentie met Goedewaagen, vanaf 28 november 1940 secretaris-generaal van het nieuw gevormde Departement voor Volksvoorlichting en Kunsten (DVK), over een eventuele functie voor Stomps.67 Waarschijnlijk begon ze echter bij Justitie, waar ze bekend stond als een overtuigd NSB-er en protegé van Schrieke, de secretaris van het ministerie van Justitie. Ze kwam te werken op het vertaalbureau.68 Vanaf I oktober 1942 werkte ze op het DVK als hoofd van het Bureau Lectoraat. Binnen het departement was dit bureau volgens A. Venema een oppermachtige instelling, die zich bezighield met de ideologische controle op de boeken die in het Nederlands verschenen.69 Begin januari 1943 werd Stomps vervangen door W. Diephuis, wellicht omdat ze al te nauw met Goedewaagen was verbonden, wiens positie als secretaris-generaal op een einde liep. Stomps keerde terug naar Justitie, waar ze op het kabinet kwam te werken. In 1944 was er sprake van dat ze zou overstappen naar het Germanisches Forschungsinstituut in den Niederlanden, maar het is er niet van gekomen.70 In diezelfde tijd was sprake van een uitnodiging terug te keren naar het Bureau Lectoraat, maar daaraan heeft ze om mij onbekende redenen geen gehoor gegeven.71

Binnen de NSB stond ze eind 1942 goed bekend.72 Voor zover men wist, zo wordt in een intern rapport gesteld, was ze niet betrokken bij ondermijnende acties en droeg ze het nationaalsocialisme vrij uit. Haar geldelijke omstandigheden waren normaal, ook al had zij thans zorgen vanwege haar werkeloze zuster. Haar zedelijk gedrag was goed, van alcohol maakte ‘zij geen veelvuldig gebruik’. Ze was nooit aangesloten geweest bij een vrijmetselaarsloge of een politieke partij, ze was nimmer met Justitie in aanraking geweest. Ze had het echter momenteel zeer druk en kon dus voor groep of kring niets doen. Ter verklaring of verontschuldiging wordt vermeld dat ze veel werk verzette voor R. van Genechten en voor de radio.73

Haar werk voor Van Genechten betrof onder meer het werk aan een brochure of artikel, waarvan zij een deel voor haar rekening nam. Een en ander leidde tot spanning tussen beiden over Stomps’ bijdrage over de vrede van 1648, een belangrijk thema in de historische beschouwingen van de nationaalsocialisten. Toen immers maakte Nederland zich los van de Duitse landen.74 Een groter conflict ontstond niet veel later toen Stomps meende dat haar naam ten onrechte niet was verschenen bij een publicatie over Die Stellung der Niederlande innerhalb der wirtschaftlichen Neuordnung Europas (Jena 1942), een uitgave in het kader van de Kieler Voordrachten over de economie van de nieuwe orde. Ze had er veel tijd aan besteed. Ook kon ze het niet verkroppen dat zij voor haar arbeid geen honorarium had ontvangen. In verband met de Nederlandse uitgave van deze brochure werd haar door de Nederlandsch Nationaal Socialistische Uitgeversmaatschappij (Nenasu) toegezegd dat daar haar naam bij deze vertaling wel zou worden opgenomen als medeauteur.75

Beter waren de contacten met Goedewaagen en Schrieke. Met de eerste had ze al voor de oorlog contact, de laatste stuurde ze een gelukwens met zijn benoeming tot secretaris-generaal in 1941, waarvoor deze haar bedankte.76 Later werd de verhouding persoonlijker, zoals blijkt uit een brief van Schrieke. Hij noemde haar ‘Beste Magda’ en schreef dat zijn zoon Jaap niet aangenomen was op de Reichsschule omdat hij niet goed genoeg was in sport. Voor de grote en de kleine Jaap een teleurstelling.77

In Nieuw Nederland, het blad waarvan Van Genechten de eindredacteur was, publiceerde Stomps in juni 1941 een artikel over ‘De universiteit in het nationaal-socialisme’.78 Geïnspireerd door Heidegger trok ze fel van leer. Het was duidelijk geworden dat de universiteit reeds lange tijd haar roeping had verzaakt, steeds verder van haar taak was afgeweken en aan haar eigen wezen vreemd was geworden. In plaats van midden in het volksbestaan te staan, was de universiteit een groep van meer of minder geslaagde privaatgeleerden geworden, met meer of minder relaties en congressen, met meer of minder volle collegezalen. Specialiseren was het hoofdgenoegen aan de universiteiten, zelfs in de filosofie, een algemene wetenschap. De hoofdvragen liet men overal liggen omdat moed en kracht ontbrak. Er was een internationale crisis der wetenschappen.

De wetenschap van een volk echter, aldus nog steeds Stomps, vraagt naar het wezen van dat volk ‘temidden van de totaliteit der dingen’. Daarom is wetenschap een staatszaak en daarom is de universiteit allereerst nationaal. Vooral in Duitsland heeft men het verval intensief beleefd. Maar daar was ook het oude doel van universiteit en studie weer met ongekende kracht en bezieling opgetreden. ‘Daar dreunden reeds 8 jaar geleden de laarzen der bruine soldaten door de wandelgangen en in alle seminaries. Het was geen slechte toekomst-muziek.’79 Het is Heidegger geweest die in 1929 over het verval der Duitse universiteiten openlijk begon te spreken. Hij klaagde de wetenschappen aan, dat ze elkaar volkomen vreemd geworden waren en de studie lieten verkommeren tot een bedrijf zonder eerbied en zonder verwachting. De tegenwoordige toestand ontstond doordat men de wetenschap als een theoretische verhouding tot de dingen opvatte. Zo ontglipte ons het eigenlijk innerlijk gebeuren der wetenschappelijke existentie. Een en ander werd later door Heidegger uitgewerkt in de reeds genoemde rectoraatsrede uit 1933, door Stomps magistraal genoemd. Het was een program dat opnieuw de absolute eenheid der universiteit als centrum der volksgemeenschap wilde funderen. Het ging in de filosofie niet om de zuivere bespiegeling als doel op zichzelf, maar om het bestaande zo dicht mogelijk te benaderen, het ging om het zijnde als zoodanig. Het ging niet om cultuurbezit, maar om het vragend staan en standhouden in het midden van de staat om vandaar uit de diepste en uiterste bestemming van het hele volk te bepalen. We zijn daarvan verwijderd geraakt door het ‘christelijk-theologisch’ en later het ‘mathematisch-technisch denken’. Voor ons, aldus Stomps over Heidegger, op dit keerpunt der tijden, betekent het een volkomen ongeborgen prijsgegeven zijn aan het verborgene en het onzekere dat is en dat komt. Het zijnde, waar het ons om te doen is, verbergt zich voortdurend, maar door het weten wordt de ondoorgrondelijkheid van het lot openbaar. Dit vragen daarnaar haalt de wetenschappen weg uit haar versplintering en stelt ze weer bloot aan alle wereldsche machten van het menselijk-historisch bestaan. Heideggers oproep was indertijd (1933) een oproep aan de Duitse universiteiten geweest, maar had nu geldigheid verkregen overal waar arbeid, wetenschap en filosofie in Germaanse zin zullen worden hernieuwd. Ook wij moeten gereed staan, zo meende Stomps. ‘Want hier, zij aan zij met het rijk van het Midden, dat de leiding heeft genomen, niet door de gril van een handig despoot, maar na een uiterst grondige en harde voorbereiding, (ondanks alles) van meer dan een eeuw, is de toekomst onzer Nederlandsche universiteit, en nergens anders!’80

In oktober 1941 reflecteerde Stomps in hetzelfde blad Nieuw Nederland op het begrip vrijheid, waarover volgens haar zo verschillend werd gedacht.81 Ze bestreed daarin de gedachte dat Nederland voor mei 1940 vrij was geweest en nu bezet. Men was vergeten hoe zeer het begrip ‘vrijheid’ zijn kracht had verloren, machteloos was, vergeten, vervalst. ‘Is het overdreven te zeggen, dat er niet meer gedacht wordt in Nederland?’82 Ze eindigde met een lofzang op Duitsland, dat als eerste van de Germaanse volken, ‘geleid door zijn Führer’, de weg tot de ware vrijheid ging. Voor Nederland kon vrijheid alleen maar betekenen: ons bevrijden van alles wat ons vreemd is. Doel daarvan was de verwerkelijking van ons Germaanse wezen, ‘dat nog altijd en thans in den nieuwen vorm van het nationaal-socialisme, aan de spits gaat’. Het ging om onze eigen taak ‘in het Groot-germaansche geheel’, en alleen daarvan hing de vrijheid van dwang af. De vrijheid die men meende terug te verlangen, hield geen verband met het eigene. Het was een kunstmatig gekweekte neiging, ‘niet vóór de vrijheid, maar tegen Duitsland en tegen de NSB’. Daarin lag de rechtvaardiging om degenen die in deze waan bevangen zijn, enige vrijheden te ontnemen, onder andere de vrijheid om zich tegen ons volkswezen te verweren.

Het blijkt dat 1941 een productief jaar is geweest.83 Daarna heb ik alleen een boekbespreking van Bordewijks Bint gevonden. Bint, zo meende ze, is Nederlands in de beste zin, want ‘de gedachten van den nieuwen tijd zijn hier gaaf opgebloeid in Hollandschen grond. Bint en zijn staf hebben den ouden moed, de stoerheid en vaste geslotenheid van den stam hernieuwd’.84 Daarna vond ik geen artikelen meer van haar hand. Dat wil niet zeggen dat ze niets meer geschreven heeft, maar niet alle bladen hebben een register en zijn al digitaal toegankelijk.85 Wel is duidelijk dat Stomps zich naast haar gewone werk ook richtte op het vertalen van kinderboeken. In de jaren 1943-1945 verschenen er vijf, alle uitgegeven bij uitgeverij De Pelgrim te Eindhoven.86 Ook was ze betrokken bij plannen voor een internationaal tijdschrift, Der Mensch. Europäische Beiträge zur philosophischen Anthropologie. De redactie zou in handen zijn van Goedewaagen en Stomps.87 Het was de bedoeling dat het blad zowel in het Duits als het Frans en Italiaans zou verschijnen, en het eerste nummer stond gepland voor begin 1944. Een brede schare medewerkers had zich reeds bereid verklaard mee te werken.88 In de zomer van dat jaar werd besloten de uitgave niet door te laten gaan met het oog op de oorlogsomstandigheden. Uitgever Kurt Vowinckel uit Heidelberg en Heidegger wilden de uitgave opschorten tot na de oorlog, zo valt in de correspondentie te lezen.89

III 1944-1979

Op 29 augustus 1944 kreeg Stomps een paar dagen verlof in verband met ziekte van haar zuster, maar ze kwam niet meer terug. Na afloop van het verleende verlof ‘golden ook voor haar de opgetreden verkeersstoornissen. Zij heeft echter gemeend zich blijvend aan de verpleging van haar zuster te moeten wijden’.90 Omdat ze niet meer terugkeerde, werd de uitbetaling van haar salaris per 1 januari 1945 stopgezet. Na de oorlog volgde het besluit dat ze al haar aanspraken op pensioen of anderszins was kwijtgeraakt.

De verkeersstoornissen waarvan hierboven sprake is, betreffen de chaos rond 6 september 1944, de zogenaamde Dolle Dinsdag, toen vele NSB-ers een goed heenkomen naar Duitsland zochten, wellicht wordt ook aan de spoorwegstaking gerefereerd, die twee weken later begon.91 Ook Stomps vertrok, met haar vader en zuster. Zeer waarschijnlijk kwam ze terecht in Isselburg (D) en verbleef ze bij ene Hanne Stege. Op 10 september 1944 overleed daar haar vader.92 Hoelang ze daar verbleef is niet duidelijk. Nog in 1947 liep de correspondentie van kennissen in Zutphen via dat adres in Isselburg.93 Verder is er sprake van dat ze rond januari 1945 een treinwagon met persoonlijke eigendommen naar Duitsland liet vervoeren.94 Stomps en haar zuster staan in 1946 bekend als voortvluchtig, en in 1947 is er een verzoek van de Politieke Recherche Afdeling (pra) Zutphen aan het Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging om arrestatie van Stomps.95 Toen was haar naam ook reeds in het zogenaamde Opsporingsregister verschenen.96 Verder was er een verzoek ingediend om haar in Duitsland te laten opsporen. Of dat uitgegaan is, heb ik niet kunnen achterhalen. Bij mijn weten is Stomps nooit tot Duitse genaturaliseerd, dus was uitlevering in principe mogelijk. Opvallend in dit verband en tekenend voor het veranderende klimaat in Nederland is de brief die 22 juli 1947 door de pra Zutphen werd geschreven en waarin expliciet gesteld werd dat het verzoek tot uitlevering alleen betrekking had op Magda. Gezien het feit dat haar zuster een minder belangrijke rol had gespeeld en met het oog op het veranderende klimaat verwachtte het hoofd van de pra Zutphen, I. Bergsma, dat Hendrica wel zou worden vrijgesproken.97 Dus wilde hij zijn energie alleen besteden aan Magda Stomps, zo concludeer ik. Inderdaad staat Stomps er veel slechter op dan haar jongere zuster. In een naoorlogse verklaring van de ter dood veroordeelde verrader P.R. Cieraad beweerde deze dat Stomps werkzaam was geweest bij verschillende commando's van de Sicherheitspolizei en de Sicherheitsdienst. Ze had zich volgens hem op verschillende gebieden bewogen, maar vooral op dat der kerken.98 Wat dat laatste precies inhield is niet duidelijk. Wellicht ging het om het bijwonen van kerkdiensten met het oog op eventuele anti-Duitse uitlatingen van de voorganger. Merkwaardiger wijze bevat het dossier van Stomps ook een verklaring van K.A. Beversluis, waarin deze vertelt dat zuster Hendrica eens een deel van een preek had genoteerd en had doorgespeeld aan de sd. Uit Hendrica's pod-dossier blijkt slechts het lidmaatschap van de NSB en haar inzet voor de jeugdstorm.99

Een belangrijke bron voor de reconstructie van de naoorlogse wederwaardigheden van Magda Stomps vormen de reeds genoemde brieven die ze van Martin en Elfride Heidegger ontving. Langs een omweg zijn kopieën daarvan terecht gekomen in het archief van de Universiteit van Freiburg.100

Uit een brief van 11 augustus 1946 van Elfride Heidegger valt op te maken dat het Stomps en haar zuster bepaald niet goed ging.101 Ze woonden toen in de Russische zone. Elfride hoopte dat haar Nederlands staatsburgerschap tot voordeel zou zijn. ‘Leider sehen wir keine Möglichket, dass Sie in eine andere Zone gingen.’ Enkele jaren later blijkt dat de dames Stomps een tijdlang in Stolberg en Heidelberg hebben gewoond. Heidegger had getracht haar te bereiken en was verbaasd dat hij niets meer van haar had gehoord. Blijkbaar was het begin 1949 wel mogelijk om contact te leggen. Vermoedelijk woonde Stomps toen al in Keulen, en in ieder geval zou ze die zomer beginnen met een cursus aan de Volkshochschule.102 Heidegger schreef haar: ‘Sie wissen, das wir helfen würden, wenn Möglichkeiten bestünden. Aber wir können nur raten.’103Als ze Frankrijk zouden kunnen bereiken, zouden er wellicht mogelijkheden zijn, maar ook hij besefte dat de wraakzucht groot was. Voor het internationale congres van filosofen hadden de organisatoren hem zelfs niet uitgenodigd, zo beklaagde hij zich. Enkele maanden daarna merkte hij op dat er in de grote stad Keulen wellicht iets voor haar te vinden was. Nog weer enkele maanden was de situatie niet verbeterd. ‘Aber Sie dürfen jetzt trotz der Schwierigkeiten nicht den Mut verlieren; zwar haben Sie schon genug erlitten und dennoch müssen Sie aus einer letzen inneren Gelassenheit auch dem bösen Andrang dieser Tage gewachsen bleiben.’104 Opnieuw suggereerde hij dat er in Frankrijk wellicht mogelijkheden lagen. In dat verband viel de naam van Walter Biemel, een leerling van hem uit Zevenbergen. Bijna twee jaar later was de situatie van Stomps enigszins verbeterd, zo had Heidegger van ene mevrouw Martin vernomen.105 In dat zelfde jaar was er sprake van een baantje bij het Husserl-archief in Keulen, waar Biemel inmiddels werkzaam was. Dat is uiteindelijk niets geworden.106 In 1952 was de situatie zo dat Elfride Heidegger zich afvroeg of ze niet naar Nederland zou kunnen terugkeren. ‘Hier in Südbaden wüssten wir nicht die geringsten Arbeitsmöglichkeit für Sie.’107 De Heideggers leefden zelf zeer teruggetrokken en hadden geen contacten met invloedrijke personen. In dat verband beloofde Elfride Heidegger aan Heideggers leerling Carlos Astrada, die binnenkort op bezoek kwam, te vragen of deze mogelijkheden voor Stomps in Argentinië zag. Ook vielen de namen van Hans-George Gadamer en prof. Eugen Fink.108 De laatste waarschuwde om ‘drüben Fuss zu fassen’. De verhoudingen in Argentinië waren onzeker en als men het Spaans niet goed beheerste, waren ze ook moeilijk.109 Als het aan Heidegger en zijn vrouw lag, bleef Stomps in Keulen. Overigens was Heidegger in 1951 in zijn oude rechten hersteld en mocht hij zich emeritus noemen.

De laatste brieven hebben de gedachte doen postvatten dat Stomps via Gadamer in Argentinië werk heeft gevonden, maar die suggestie vindt te weinig steun in de correspondentie en andere bronnen.110 Er is wel over gesproken, maar niet zonder grote aarzelingen van de zijde van Martin en Elfride Heidegger, en het is bovendien niet doorgegaan. Stomps vond werk in Keulen. Zelf vertelt ze dat ze gesolliciteerd had bij het onderwijs en dat de superintendent van de Keulse Kerk, ‘die tijdens het regime van Hitler gevangen had gezeten’, haar gevraagd had om les te willen geven aan de ‘hogere inrichtingen van onderwijs’.111 Deze superintendent, bekend vanwege zijn waarschuwingen tegen het nationaalsocialisme, had een grote bewondering voor Heidegger en benoemde haar ‘tot het geven van Religionsunterricht aan de Höhere Wirtschaftsschule’. Voor een andere predikant, die de gymnasia onder zijn beheer had, was echter het feit dat zij bij Heiddegger gepromoveerd was, voldoende reden om haar van ‘deze middelbare scholen te weren’.

Stomps had werk gevonden aan de Volkshochschule te Keulen en te Dormagen en verzorgde daar cursussen over allerlei filosofische en literaire onderwerpen. De eerste keer dat ze vermeld staat was in het vhs-Programmheft van mei-juli 1949. Ze verzorgde toen een cursus over het existentialisme. In de jaren daarna volgden onder meer cursussen over Heidegger, het Franse existentialisme, hoofdproblemen van de tegenwoordige filosofie, vragen van onze tijd, het schuldprobleem in het moderne denken en Teilhard de Jardin. Ook de literatuur had haar belangstelling. In het najaar van 1952 verzorgde ze een cursus over de moderne Engelse en Amerikaanse literatuur, in het volgende semester gevolgd door een cursus over de moderne West-Europese literatuur en over de moderne Franse literatuur. De laatste cursus die vermeld staat ging over ‘Das Wesen der modernen Technik’ en begon op 10 april 1972.112

Dit laatste stemt overeen met een uitlating van Stomps in een brief aan familie uit 1973. In diezelfde brief schreef ze: ‘De scholen had ik al goed drie jaar geleden opgegeven.’ Daaruit valt op te maken dat ze naast haar cursussen aan de VHS ook nog elders les heeft gegeven. Uit de nagelaten papieren blijkt dat een van die scholen de Höhere Handelsschule in Köln was.113 Omdat ze in het meervoud spreekt, heeft ze ongetwijfeld ook nog op andere scholen lesgegeven. Een ongedateerd handschrift bevat de toespraak die ze hield tot een groep meisjes bij het afscheid van hun school.114 Een ander, eveneens ongedateerd handschrift, bevalt een soortgelijke toespraak, compleet met een uitgeschreven orde van dienst.115

Ondertussen had ze ook nog contacten in Nederland. Dat bleek wel toen in 1955 de derde druk verscheen van Van der Leeuws Wegen en grenzen, verzorgd door E.L. Smelik.116 In de voorrede noemt hij onder de personen die hij wil bedanken ‘in het bijzonder de naam van Mejuffrouw Dr M.A.H. Stomps, die zich met groot begrip aan het concept der omwerking heeft gewijd’. Het boek werd ook in het Duits vertaald, en wellicht dat Stomps daarom een ‘Religionsphänomenologin’ genoemd wordt.117 Het was wellicht ook op instigatie van Smelik dat ze Verzet en overgave van Bonhoeffer vertaalde, dat verscheen in 1956 (?) bij H.J. Paris. Het archief van de uitgever bevat daarover echter niets.118 Het was haar laatste publicatie.

Uit correspondentie tussen haar en haar zuster enerzijds en haar neef Theo Stomps anderzijds, en met een gezamenlijk familielid mevr. Boomsma-Stomps te Delft, valt op te maken dat de dames Stomps rond 1970 uit Keulen vertrokken zijn naar Wissen.119 Van een bezoek aan neef Theo kan gezien de gezondheid van Hendrica geen sprake zijn, al het werk in het huishouden en de tuin kwam op Magda neer. Hendrica was in 1967 voor het laatst in Nederland, zo blijkt uit deze correspondentie, en wellicht geldt dat ook Magda. Persoonlijke uitlatingen, zoals van Hendrica die aan Theo schrijft over haar geloof in een hiernamaals, zijn er van Magda niet in deze correspondentie te vinden, de meeste brieven waren trouwens van Hendrica.

Evaluatie

In 1979 overleed Magda Stomps, de eerste studente in de theologie aan de VU, dr. in de filosofie, in de oorlog een ‘foute’ Nederlandse, op de vlucht voor ‘bijltjesdag’ en daarna in Duitsland woonachtig gebleven, om uiteindelijk begraven te worden in Zutphen, in het graf waar haar moeder sinds 1942 begraven lag.120 In Zutphen en in de GKN is Magda Stomps vergeten.121

Magda Stomps was een begaafde vrouw, maar in de kerken was geen plaats voor haar. In eerste instantie beviel het godsdienstonderwijs haar niet goed, van een academische carrière kwam het niet, een poging om een vaste betrekking te vinden als docente Hebreeuws mislukte. Verder was er in de geraadpleegde bronnen meer dan eens sprake van de zorg voor haar ziekelijke moeder en zuster, en het kan haast niet anders of ze is door dit alles in meer of mindere mate verbitterd geraakt. Verder valt op dat de contacten die ze noemt, contacten met mannen betreft. Maar van een intieme relatie is nergens sprake. Voor en na de oorlog leefde ze samen met haar zuster, met wie ze, naar verluidt, vaak ruzie had.122

Was dat alles de reden dat ze in 1940 in de verkeerde omgeving terechtkwam? Of was ze werkelijk gegrepen door de nieuwe orde toen ze in Duitsland studeerde? Toen Oosterbaan haar in 1963 interviewde kwam, vroeg ze, naar aanleiding van Bonhoeffer, wat het nationaal socialisme haar had gedaan. ‘Een vrouw als zij, zo heftig en bewogen, heeft, het kan niet anders, midden in de storm gestaan.’123 Een antwoord kreeg ze niet. Het was een ‘pijnlijk onderwerp’. Haar zuster merkte op dat Magda onder geen enkele ‘Fahne’ te vangen was. Maar zelf was ze daar niet zo zeker van, vermoed ik. Wie de feiten die in het interview genoemd worden nader onderzoekt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ze het beeld van haar verleden behoorlijk heeft opgepoetst. Ik wees reeds op de manier waarop ze Bavinck ter sprake bracht. Tot twee keer toe is dat aantoonbaar onjuist. Verder noemt ze wel de namen van Pos en Smelik, onomstreden figuren, maar haar omgang met Schrieke en Goedewaagen verzwijgt ze, evenals haar vlucht naar Duitsland. Haar vader overleed niet na de oorlog, maar kort na de vlucht uit Nederland, op 10 september 1944, en niet in Zutphen, maar in Isselburg (D).124 En ze noemt wel de vertaling van Bonhoeffer, maar verzwijgt haar artikelen in de NSB-pers en haar vertaalwerk. Het is meer dan een vorm van vergeetachtigheid, het is naar mijn oordeel doelbewuste manipulatie in een poging haar blazoen op te poetsen. Of ze vaak in Nederland is terug geweest, is me niet bekend. In ieder geval kort na het interview bezocht ze de ‘museumzaal’ van de Vrije Universiteit, een zaal die beheerd werd door mevrouw Oosterbaan.125

Magda Stomps, bibliografie

1926

‘Het werk van de vrouw in het Leger des Heils’, Woord en Geest, 18 en 25 juni 1926, 29 april 1927, 14 en 20 mei 1927

Boekbespreking M.S. van IJsselsteyn, De blijdschap in Christus (Leiden 1925), Eltetho (1925-1926) 166-167

Boekbespreking W. Scharrlmann, Jezus als jongeling (Baarn 1925), Eltheto (1925-1926),167-168

1927

‘The Maréchal’, Woord en Geest, 3 juni 1927

Boekbespreking J. van Ammers-Kühler, De opstandigen (’s-Gravenhage 1925), Woord en Geest, 15 juli 1927

Boekbespreking A. van Hoogstraten-Schoch, Gouden teugels (Kampen 1927), Woord en Geest, 4 november 1927

A. van Hoogstraten-Schoch, Gouden teugels (Kampen 1927), Eltheto (1926-1927) 350-352,

1928

Boekbespreking Jeane Oterdahl, Inger Skram, een leven van strijd en overwinning (Amsterdam 1928), Eltheto (1927-1928) 288-290

1935

Die Grundzüge der Anthropologie bei Martin Luther: Versuch einer philosophischen Interpretation, verdedigd te Freiburg i.B.

Die Anthropologie Martin Luthers. Eine philosophische Untersuchung Frankfurt a. M. 1935 = Philosopische Abhandlungen no IV)

1938

‘Heideggers verhandeling over de dood en de theologie’, Vox Theologica. Interacademiaal Theologisch Tijdschrift, 1937-1938, 63-73

1939

‘De philosophie van Martin Heidegger’, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en Psychologie 32 (1938/1939) 267-280

1941

‘De universiteit in het nationaal-socialisme’, Nieuw Nederland. Maandblad voor economie, staatkunde en cultuur 7 (1941) 884-894

‘Vrijheid’, Nieuw Nederland. Maandblad voor economie, staatkunde en cultuur 8 (1941-1942) 291-301

1942

Boekbespreking F.L. Bordewijk, Bint (1e druk Utrecht 1934), Nederland. Maandblad voor het geestesleven in Nederland, Duitschland en elders 94 (1942) 243-247

1956

Bespreking van K.A. Meissinger, Der katholische Luthers (München 1952), Kant-Studien. Philosophische Zeitschrift begründet von Hans Vaihinger 47 (1955-1956) heft, 4, 434-437

Vertalingen

1938

Paul Vogt (red.), … en zij loofden God. Getuigenissen van protestantsche predikanten en leeken in het tegenwoordige Duitschland (Nijkerk 1938)

1943

Th. Storm, De kleine wildebras (Eindhoven 1943)

1944

S. Reinheimer, In de bloemenhemel (Eindhoven 1944)

K.R. Schmidt, Stap in mijn kind. Wij reizen door het jaar (Eindhoven 1944)

Holst, De school in het bos (Eindhoven 1944)

1945

M.G. Dingler e.a., Kinderkamers bij de dieren (Eindhoven 1945)

1956[?]

D. Bonhoeffer, Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenschap (Amsterdam z.j. = 1956?). De bibliografische gegevens vermelden dat deze brieven verzameld en gerangschikt zijn door Eberhard Bethge en dat het een geautoriseerde vertaling uit het Duits betreft van de hand van M.A.H. Stomps.


1 K.F. Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps. Een gesprek met de eerste meisjesstudente in de theologie aan de Vrije Universiteit’, Op den Uitkijk. Tijdschrift voor het christelijk Gezin 36 (1962-1963) 524-528. Oosterbaan werkte als secretaresse aan de Vrije Universiteit.

2 Genealogische gegevens ontleend aan een niet gepubliceerd onderzoek van P.J. F.D. Roskam, Het geslacht Stomps van de Pasop. Een inventarisatie van alle bekende nazaten zoals opgetekend door meerdere onderzoekers (Oss 1994), in te zien op het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag.

3 Zie het Jaarverslag van de gemeente Zutphen over 1909 en het archief van het Stedelijk Gymnasium, bijlage 2, Lijst van leraren en ander personeel. Beide in het Regionaal Archief Zutphen.

4 Zie ‘Lebensbeschreibung’, in het Promotiedossier Stomps, Universiteitsarchief Freiburg, B42, inventarisnummer 12482. Ik dank dhr. A. Zahoransky voor de betoonde behulpzaamheid. Zie ook J.C.D. Roscam Abbing e.a., Gedenkboek van het Christelijk Gymnasium te Zetten/Lyceum te Arnhem uitgegeven bij gelegenheid van het 60-jarig bestaan 1864-1924 (Arnhem 1925). Op bladzijde 153 staat als student 824 vermeld M.A.H. Stomps. Ze kwam aan in 1912. Gedurende het schooljaar 1918-1919, dus na haar eindexamen gymnasium bèta, was ze ‘aud’ (waarschijnlijk toehoorder). Zie ook A. de Groot, Repetitie 1864-1964. Indrukken uit het verleden van het eerste christelijke gymnasium/lyceum te Zetten-Arnhem (Kampen 1964), in het bijzonder de bladzijden 61-73 over de overgang van Zetten naar Arnhem en de jaren dat Stomps daar op school zat.

5 Zie Archief VU, Album discipulorum in academia libera reformata, d.d. 17 september 1919.

6 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 525. Over de theologische faculteit van de VU zie M.J. Aalders, 125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit (Zoetermeer 2005).

7 Dien Bavinck werd op dezelfde dag ingeschreven als Stomps, over de laatste schreef Oosterbaan in ‘De tante van Charlie’, Op den Uitkijk 37 (1963-1964) 112-115.

8 Zie verder Aalders, 125 jaar FdG, 241-242.

9 Linneausparkweg 6. Dat is ook het adres dat in de Studentenalmanak 1921 staat genoemd. Later verhuisde ze naar de Van Baerlestraat 50, 2 hoog, zie Stadsarchief Amsterdam, Bevolkingsregister. Over de studievertraging als gevolg van ziekte zie ‘Lebensbeschreibung’, in het Promotiedossier Stomps, Universiteitsarchief Freiburg, B42, inventarisnummer 12482.

10 Bavinck overleed 29 juni 1921.

11 George Harinck, ‘Een verzoek aan Bavinck van studentenzijde’, Radix. Gereformeerd interfacultair tijdschrift, 21 (1995) 4-9; C.J. de Kruijter, ‘De erfenis niet geweigerd. Ds. Jan Bernard Netelenbos (1879-1934)’, JGGK, 6 (1992) 83-129.

12 Haar jaargenote A.S. Staalman bevestigde dat toen ze stelde dat Stomps zich wat afzijdig hield van het clubleven. Zie Oosterbaan, ‘De tante van Charlie’, Op den Uitkijk 37 (1963-1964), 112.

13 Diens zoon, ds. J. Spoelstra, vertelde me desgevraagd dat zijn vader daarover nooit had gesproken. Ook P. Holtrop heeft van zijn vader nooit iets over Stomps gehoord.

14 Oosterbaan, ‘dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 526.

15 Oorspronkelijk: Regel, met uitzondering (XVI). De slechtste Christnen hier op aard, 't Zijn Theologen – zonder baard.

16 Oosterbaan, ‘dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 526.

17 Althans in de jaren dertig was daarvan geen sprake, en ik heb geen reden om aan te nemen dat dit aan het begin van de jaren twintig anders was. Bovendien vermeldt het preekrooster van de Bloemgrachtkerk (Amsterdamsche Kerkbode) over de jaren 1920-1924 geen studenten als voorganger.

18 Archief Vrije Universiteit, Notulen Faculteit der Godgeleerdheid, 12 december 1924. Uit het Album discipulorum blijkt dat Stomps na haar kandidaatsexamen nog jarenlang werd gerecenseerd, de laatste maal op 30 november 1930 door H.H. Kuyper. Daaruit krijg ik de indruk dat ze van plan was aan de VU haar doctoraal examen te doen en later te promoveren.

19 De Reformatie, 19 december 1924.

20 Zie hierover K.K. Liem, Het spoor van de vrouw in het ambt. Een historische studie naar de openstelling van het ambt voor de vrouw in de Evangelisch-Lutherse Kerk van het Koninkrijk der Nederlanden, de Nederlandse Hervormde kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland (Kampen 2001) en de daar genoemde literatuur.

21 Zie hierover W.J. Kolkert (e.a.), Gedenkboek 1910-1935, uitgegeven bij het zilveren jubileum van de Christelijke H.B.S. Moreelsestraat 21, Amsterdam (z.j. z.p. = 1935). Stomps wordt genoemd in de lijst van leraren voor de jaren 1925-1928 (blz. 60-62), maar niet in de opsomming van de docenten godsdienstonderwijs of een der andere vakken. Over de bemiddeling van Van Gelderen zie Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963) 525. Van Gelderen was vanaf 1923 voorzitter van het bestuur van de Vereniging voor Christelijk M.O. Zie Gedenkboek, 24.

22 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 526.

23 Het is niet duidelijk of dat was voor of nadat Tienhoven zich in 1926 bij de Gereformeerde Kerken in Nederland (in Hersteld Verband) had aangesloten.

24 Ze staat van 2 juli 1926 tot en met 18 mei 1934 als medewerker vermeld. Dat wil niet zeggen dat ze niet eerder medewerker was, want niet alle medewerkers stelden vermelding in de kop van het blad op prijs. Na de synode van Assen (1926) stapte een deel van de medewerkers op. Stomps schreef Geelkerken dat ze graag aan het blad verbonden wilde blijven. HDC Amsterdam, Archief Geelkerken, 54, Losse correspondentie, 1926, 19 april 1926, van M.A.H. Stomps aan J.G. Geelkerken. Bij mijn weten was ze geen lid van het Hersteld Verband.

25 Woord en Geest, 2 oktober 1925, ‘Iets over de vrouw in de gemeente’, Woord en Geest, 2 oktober 1925; ‘Het werk van de vrouw in het Leger des Heils’, 1 en ii, 18 en 25 juni 1926.

26 Woord en Geest, ‘Het werk van de vrouw in het Leger des Heils’, iii-vi, 29 april 1927, 14 en 20 mei 1927, en ‘The Maréchale’, Woord en Geest, 3 juni 1927.

27 In de bovengenoemde ‘Lebensbeschreibung’ meldt Stomps dat ze ook nog bij E. Husserl heeft gestudeerd. Heidegger werd in februari 1928 als diens opvolger benoemd. Zie Promotiedossier Stomps, Universiteitsarchief Freiburg, B42, inventarisnummer 12482.

28 Hiervan heb ik in het universiteitsarchief geen sporen kunnen vinden. De archivaris, A. Zahoransky, wees erop dat een dergelijk assistentschap niet altijd gedocumenteerd is.

29 P. Derkx, H.J. Pos, 1898-1955. Objectief en partijdig. Biografie van een filosoof en een humanist (Hilversum 1994) 37.

30 Uitvoerig hierover J. van Sluis, Heidegger – denkwegen en dwaalwegen (Best 1997) 136-175; Safranski, Heidegger, 309-327.

31 Citaat naar Safranski, Heidegger, 309. A. Baeumler (1887-1968) was hoogleraar filosofie in Dresden.

32 Citaat naar Safranski, Heidegger, 310.

33 De handelsuitgave verscheen kort daarna onder de titel Die Anthropologie Martin Luthers. Eine philosophische Untersuchung (= Philosopische Abhandlungen no IV, Frankfurt a. M. 1935).

34 Zie Protokoll Doktorsprüfung, in Promotiedossier Stomps, Universiteitsarchief Freiburg, B42, inventarisnummer 12482. De dissertatie werd beoordeeld met het judicium admodum laudabilis (zeer goed), het mondelinge deel, waarbij ze ook over de bijvakken werd bevraagd, was van dien aard dat het ‘Gesamtprädikat’ magna cum laude was. Ik vond in een studie over de universiteit van Potsdam de volgende opmerkingen. “Gewöhnlich sehen Promotionsordnungen eine vierstufige Bewertung der Promotionsleistungen vor: die Dissertation wird bewertet als “opus eximium” oder “dissertatio egregia” (ausgezeichnet – in sehr seltenen Fällen), “opus admodum laudabile” (sehr gut), “opus laudabile” (gut) oder “opus idoneum” (genügend), das Rigorosum in allen Teilprüfungen getrennt mit “summa cum laude” (ausgezeichnet – seltenes Prädikat), “magna cum laude” (sehr gut), “cum laude” (gut) und “rite” (genügend). Aus allen Teilbewertungen wird dann eine Gesamtnote gebildet und in der Urkunde niedergelegt.“ Zie http://www.uni-potsdam.de/u/philosophie/lehre/methoden/geldsetzer.htm.

35 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963) 527. Welke maatregelen ze bedoelde, staat niet vermeld.

36 Het universiteitsarchief van de Universiteit van Freiburg telt onder de gedeponeerde archieven onder meer als bestand E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers). Dit archief is daar gedeponeerd door dr. A. Baumhoff, die het materiaal had ontvangen uit de nalatenschap van Beatrix en Paul Beder, goede vrienden van Stomps, die zij tot haar erfgenamen had benoemd. Inventarisnummer 32 bevat ‘Kopien von Briefen Martin Heideggers an Magda Stomps’. Volgens de inventaris lopen deze brieven van 1935-1969, in werkelijkheid van 1929-1952. Het gaat om 22 brieven en briefkaarten van Heidegger en van zijn vrouw Elfride aan Stomps. De originelen worden te koop aangeboden door de Kotte, Autographs GmbH. Zie https://www.autographenhandlung.de/ (27 juni 2011). A. Denker dank ik voor de hulp bij het ontcijferen van het moeilijk leesbare handschrift van M. Heidegger. De genoemde aanbeveling van Heidegger, met begeleidend schrijven aan Stomps is gedateerd 14 november 1936.

37 R. Safranski, Heidegger en zijn tijd (Amsterdam 2010) 463. Bekend is de relatie tussen Heidegger en Hanna Ahrendt in de tijd dat hij hoogleraar in Marburg was.

38 De foto's in Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 35, Fotos von Martin Heidegger, wijzen ook niet op een meer intieme verhouding. Anders dan vermeld in de inventaris zijn de foto's uit de jaren dertig. Vreemd is wel dat in de nalatenschap van Heidegger geen enkele brief van Stomps bewaard is gebleven en dat de beheerders ervan naar verluidt geen belangstelling hadden voor de nalatenschap van Stomps. (Mededeling dr. A. Baumhoff.)

39 Tot nog toe heb ik deze recensie niet kunnen achterhalen. In het Gereformeerd Theologisch Tijdschrift werd het boek niet besproken.

40 Woord en Geest, 10 juli 1936.

41 Het was min of meer dezelfde kritiek die ook door de coreferent werd genoemd. Zie Universiteitsarchief Freiburg, Promotiedossier Stomps, B42, inventarisnummer 12482.

42 Ik heb maar één cursus aangekondigd gezien, en wel die van 12 en 13 november 1938. Zie Amersfoortsche Stemmen. Tweemaandelijks Orgaan van de Internationale School voor Wijsbegeerte, oktober 1938. Zie ook Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 29, Kurs “De philosophie van Martin Heidegger” am 12 geïnund 13. Nov. 1938.

43 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528. Uit de aanbeveling van Mennicke kan worden opgemaakt dat ze in die kring niet erg bekend was. Zie verder E. van Everdingen, Zestig jaar Internationale School voor Wijsbegeerte 1915-1975 (Assen/Amsterdam 1976). Over de jaren 30 zie men bladzijde 27-32. In het register wordt Stomps niet genoemd.

44 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528.

45 hdc Amsterdam, Archief Grosheide, brief nr. 723, 21 augustus 1937.

46 Nodig is, zo bepaalde de wet, ‘het bezit van het getuigschrift van een met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de faculteit der letteren en wijsbegeerte, met onderwijsbevoegdheid voor die taal, of van het getuigschrift van met goed gevolg afgelegd doctoraal examen in de faculteit der godgeleerdheid. Tot het geven van onderwijs in de Hebreeuwsche taal zijn mede bevoegd zij, die in het bezit zijn van een diploma waaruit blijkt dat zij met goed gevolg een kerkelijk examen in de Hebreeuwse taal hebben afgelegd, indien dit diploma hun recht geeft om hetzij als bedienaar van den godsdienst hetzij als godsdienstleraar op te treden’.

47 VU, Archief FdG, 118, Ingekomen stukken, 31 januari 1938, van M.A.H. Stomps aan de FdG.

48 VU, Archief FdG, 118, Ingekomen stukken, 5 februari 1938, van Stomps aan FdG.

49 VU, Archief FdG, 118, Ingekomen stukken, 27 februari 1938, van M.A.H. Stomps aan de FdG; en 19 maart 1938, van Curatoren VU aan FdG. Zie verder Archief VU, archief curatoren, 10 (= nummer 651), Ingekomen stukken, 13 maart 1938, van M.A.H. Stomps aan curatoren, en Archief VU, archief curatoren, Notulen, 4 april 1938. Afgesproken werd dat het moderamen een en ander zou afhandelen.

50 Archief curatoren, 25 april 1939 (= nummer 109), van curatoren aan M.A.H. Stomps (afschrift).

51 J. Douwes en H.O. Feith, Kerkelijk Wetboek. De reglementen en verordeningen der Nederlandsche Hervormde Kerk , met aanteekeningen (Groningen 1901 = vierde, vermeerderde uitgaaf, J. Knottenbelt).

52 Mededeling L.C. van Drimmelen.

53 Zie hierover G. de Ru, De strijd over het hoger onderwijs tijdens het ministerie-Kuyper (Kampen 1953); Aalders, 125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid, 92-93 en 246-248.

54 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528.

55 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528.

56 Het archief van de vereniging voor wijsbegeerte, die nog steeds bestaat, heb ik niet kunnen achterhalen.

57 ‘Heideggers verhandeling over de dood en de theologie’, Vox Theologica. Interacademiaal Theologisch Tijdschrift 9 (1937-1938) 63-73.

58 ‘De philosophie van Martin Heidegger’, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte en Psychologie 32 (1938/1939) 267-280. Waarschijnlijk de tekst van een lezing die Stomps op 8 januari 1938 hield voor de Algemeene Nederlandsche Vereeniging voor Wijsbegeerte.

59 Paul Vogt (red.), … en zij loofden God. Getuigenissen van protestantsche predikanten en leeken in het tegenwoordige Duitschland (Nijkerk 1938), een uitgave van de ‘Zwitsersche protestantsche hulpactie voor de Belijdeniskerk in Duitschland’.

60 Zie Jan Aler, ‘In de bibliografische proeftuin. K. Kuypers, H.J. Pos en al die anderen’, in: Jan Aler (red.), Martin Heidegger 1889-1876. Filosofische weerklank in de Lage Landen (Amsterdam 1991) 133-178; in diezelfde bundel (blz. 179-207) een bijdrage van C.E.M. Struyker Boudier, ‘Heidegger in de Nederlanden’. Boudier noemt Stomps wel (blz. 180) maar zegt er weinig over.

61 Over De Waag en de Waagkringen zie men A.A. de Jonge, Crisis en kritiek der democratie. Antidemocratische en de daarin levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen (Assen 1968) 314-325.

62 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 4 maart en 7 juni, van T. Goedewaagen aan M.A.H. Stomps. Zie ook NIOD, Archief De Waag, 174, no 8, waar behalve deze brieven ook de brief van Stomps aan Goedewaagen wordt bewaard, 2 juni 1940, van M.A.H. Stomps aan T. Goedewaagen.

63 Zie NIOD NSB-archief, no 123, inventarisnummer 455, 22 en 24 oktober 1940, van M.A.H. Stomps aan T. Goedewaagen.

64 Zie NIOD, NSB-Archief, no 123, inventarisnummer 455, 31 oktober 1940 van T. Goedewaagen aan M.A.H. Stomps.

65 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 3 en 6 september 1940, van J.W. Hesterman aan M.A.H. Stomps, betreffende het lidmaatschap van de NSB. Een lidmaatschapskaart in Nationaal Archief (NA), Politieke Recherche Afdeling Zutphen, dossier 2140. Zie over allerlei archieven die samenhangen met de vervolging van ‘foute’ Nederlanders Sj. Faber en G. Donker, Bijzonder gewoon. Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (1944-2010) en de ‘lichte gevallen’ (Zwolle/’s-Gravenhage 2010 = 3e druk, geactualiseerd en uitgebreid).

66 NIOD, dossier Stomps (248-1654) A1, van M.A.H. Stomps aan E. Schneider (niet gedateerd afschrift).

67 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 6 april 1941, van T. Goedewaagen aan M.A.H. Stomps; 25 juni 1941, van T. Goedewaagen aan M.A.H. Stomps; 6 juli 1941 van M.A.H. Stomps aan T. Goedewaagen (afschrift?). Beide laatstgenoemde punten trokken haar het meest aan, schreef ze hem. Het archief van DVK was ten tijde van het onderzoek in bewerking en niet beschikbaar.

68 Zie NA, Archief zuivering Justitie, inventarisnummer 14. Zie ook nummer 16, verhoor J.J. Schrieke. Vgl. D. Venema, Rechters in oorlogstijd. De confrontatie van de Nederlandse rechterlijke macht met nationaal-socialisme en bezetting (Den Haag 2007) 26-27, noot 57. Personeelsdossiers uit die jaren zijn niet bewaard gebleven, in de Bestuursalmanak voor 1942-1943 staat ze nog genoteerd als medewerkster van het vertaalbureau, samen met G. Uhl (hoofd), J.C. de Wilde en mej. I.L.L.A. Mesrope.

69 A. Venema, Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie I-IV (1988-1992), I. Het systeem (Amsterdam 1988) 68-138. Het archief van DVK was tijdens dit onderzoek in bewerking.

70 Zie NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 15 februari, 14 maart, 17 mei en 3 juni 1944, van A. Kiel aan M.A.H. Stomps.

71 NIOD, dossier Stomps (248-1654), 17 mei 1944, van J. van der Ham aan M.A.H. Stomps. Van der Ham was hoofd afdeling boekwezen op het DVK.

72 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 28 januari 1943, een rapport opgesteld door rb, volgens de aantekening van het NIOD voor intern NSB-gebruik.

73 Van Genechten was gedurende de oorlogsjaren achtereenvolgens procureur-generaal bij het gerechtshof te Den Haag, commissaris van Zuid-Holland en gewoon hoogleraar te Leiden.

74 Ik heb de betreffende publicatie niet kunnen thuisbrengen. Al dit materiaal samengevoegd in een aparte map, dossier Stomps (248-1654), A2. Kopieën ervan in Doc I, 523, Van Genechten.

75 Het is niet duidelijk of die brochure inderdaad verschenen is.

76 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 16 juli 1941, van J.J. Schrieke aan M.A.H. Stomps.

77 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 24 augustus 1943, van J.J. Schrieke aan M.A.H. Stomps.

78 Nieuw Nederland. Maandblad voor economie, staatkunde en cultuur 7 (1941) 884-894 (= juni 1941). Safranski, Heidegger, 311, noemt een toespraak van Heidegger over Die Universität im neuen Reich.

79 ‘De universiteit en het nationaal-socialisme’, Nieuw Nederland 7 (1941), 887.

80 ‘De universiteit en het nationaal-socialisme’, Nieuw Nederland 7 (1941), 894.

81 ‘Vrijheid’, Nieuw Nederland 8 (1941-1942) 291-301 (oktober 1941).

82 ‘Vrijheid’, Nieuw Nederland 8 (1941-1942), 293.

83 Zie ook na, dossier 2140, 11 februari 1941, van de uitgeverij Nenasu aan M.A.H. Stomps, een bedankje voor haar bijdragen. In het bijzonder wordt ook een artikel over de omgekomen ‘kameraad Minten’ genoemd. Zie ook NIOD, dossier Stomps (248-1654), waarin een doorslag van een artikel van Stomps is opgenomen over het studentenprotest. Waar deze artikelen zijn gepubliceerd heb ik niet kunnen achterhalen.

84 Boekbespreking F.L. Bordewijk, Bint. Deze bespreking verscheen in Nederland. Maandblad voor het geestesleven in Nederland, Duitschland en elders 94 (1942) 243-247. Zie over dit blad De Jonge, Crisis en kritiek der democratie, 308-314. Over deze boekbespreking Hans Anten, “‘Men haat de Tucht – en zij alleen maakt één en sterk’. Fragmenten uit de receptiegeschiedenis van Bordewijks Bint”, Vooys. Tijdschrift voor Letteren 23 (2005) 6-21.

85 Een onderzoek in de databank van de Koninklijke Bibliotheek leverde niets op.

86 Zie de bibliografie aan het eind van dit artikel, rubriek ‘vertalingen’.

87 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A5. Een prospectus is bewaard gebleven. Zie ook NIOD, doc I, no 548, map b, met een onge-dateerde brief van Stomps waarin ze de komst van het blad aankondigt en een ontwerp van de prospectus.

88 NIOD, dossier Stomps (248-1654), bevat een bundeltje aantekeningen van Stomps over verschillende kwesties. Er zit een lijst bij van ‘Mitarbeiter’, waarschijnlijk van Der Mensch. De namen zijn geordend per land, achter elke naam staat het vakgebied van de betreffende medewerker. Ze komen uit Nederland, Duitsland, Frankrijk Italië, Finland, Denemarken, Hongarije en Japan. De Nederlanders zijn de hoogleraren J. de Vries en H. Krekel uit Leiden en F. Roels, G.H. Hirsch en L. van Vuuren uit Utrecht.

89 NIOD, dossier Stomps (248-1654), A1, 20 juli 1944, van T. Goedewaagen aan M.A.H. Stomps.

90 Kabinetsarchief ministerie van Justitie, inventarisnummer 2634. Met dank aan M. van Rijn, archivaris.

91 Na een oproep van de Nederlandse regering in ballingschap op 17 september 1944 kwam het tot een spoorwegstaking en was treinverkeer lange tijd niet mogelijk.

92 Het ging om Minervastrasse 52. Ontleend aan het overlijdensbericht van het Rode Kruis, opgemaakt 12 november 1949. Zie cbg Den Haag, Collectie Duitse Akten. Zelf zegt Stomps dat haar vader kort na de oorlog overleed, zie Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528. Zie ook na, 22 juli 1947, van pra Zutphen, aan de Procureur-Fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof.

93 NA, pra Zutphen, dossier 2140, enveloppe met deze naam en dit adres. Een overlijdensadvertentie (cbg, familieadvertenties) vermeldt als plaats van overlijden Zutphen.

94 Zie na, pra Zutphen, dossier 2140, 15 oktober 1945, van de pod Leeuwarden aan de Procureur-Fiscaal van het Bijzonder Gerechtshof. Blijkens deze brief veronderstelde men toen dat de beide zusters nog in Duitsland verbleven. Ze stonden te boek als voortvluchtig.

95 NA, pra Zutphen, dossier 2140, 12 augustus 1947, van pra Zutphen aan het Directoraat-Generaal voor Bijzondere Rechtspleging.

96 NA, pra Zutphen, dossier 2140, 22 juli 1947, van pra Zutphen aan de Procureur-Generaal, die verwijst naar het Opsporingsregister no 3, bladzijde 337.

97 NA, pra Zutphen, dossier 2140, 22 juli 1947, pra Zutphen aan Procureur – Fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof.

98 NA, pra Zutphen, dossier 2140, Aanvullende verklaring van Dick Cieraad. Hij was onder meer werkzaam in Zwolle. In het Utrechts Nieuwsblad van 4 november 1946 staat te lezen dat Cieraad ter dood was veroordeeld.

99 NA, pra Zutphen, dossier no 2454, Hendrica Barendina Stomps.

100 Zie noot 36.

101 Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 11 augustus 1946, van E. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

102 Naar eigen zeggen was ze daar in 1949 terechtgekomen. Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963) 528.

103 Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 11 februari 1949, van M. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

104 Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 21 juni 1949, van M. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

105 Mogelijk mevrouw Edda Martin, echtgenote van Gottfried Martin, met wie Heidegger jarenlang heeft gecorrespondeerd. Uni-versiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 24 mei 1951, van M. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

106 universiteitsarchief Freiburg 32, Kopien von Briefen, 24 mei 1951, van M. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

107 E 0021, Universiteitsarchief Freiburg, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 31 mei 1952, van E. Heidegger aan M.A.H. Stomps.

108 E 0021, Universiteitsarchief Freiburg, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 5 juli 1951, van E. Heidegger aan M.A.H. Stomps

109 E 0021, Universiteitsarchief Freiburg, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 32, Kopien von Briefen, 5 en 15 juni 1952.

110 Zie de website van Kotte, s.v. Stomps. Zie bij noot 36.

111 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528.

112 Ik dank dhr. Rudolf Meier, medewerker van de gemeente Keulen, voor het onderzoek dat hij in het archief van de VHS liet verrichten en voor de mij toegezonden kopieën van de ‘Programmheften’. Het begeleidend schrijven is gedateerd 23 maart 2011, mailcorrespondentie was er 2 maart 2011.

113 Zie universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 34, Wie müssen wir heute die Bibel lesen, waarin een overzicht van roosterwijzigingen uit 1968 is opgenomen. Voor de correspondentie zie onder.

114 Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 71, Schulabschied. Over Mattheus 25: 14-30 en 1 Korinthe 13:30.

115 Universiteitsarchief Freiburg, E 0021, Nachlass Magda Stomps (Schülerin Heideggers), inventarisnummer 74, über Psalm 148. De aanduiding is onjuist, het is een preek over Johannes 1:1-3 aan het eind van het schooljaar.

116 G. van der Leeuw, Wegen en grenzen. Een studie over de verhouding van religie en kunst (Amsterdam 1955 = derde druk, herzien door prof. Dr E.L. Smelik).

117 G. van der Leeuw, Vom Heiligen in der Kunst. übersetzung aus dem Holländischen nach dem von E. L. Smelik durchgesehen (Bertelsman 1957). Over de aanduiding van Stomps zie men Kotte Autographs, https://www.autographen-handlung.de/ (27 juni 2011).

118 De gegevens in Picarta zijn niet eenduidig, er is sprake van een uitgave uit 1956 en uit 1950. Het boek zelf vermeld geen jaar van uitgave, en gezien haar levensomstandigheden ga ik uit van 1956. Ik trof enkele folders aan in de collecties van de afdeling Bijzondere collecties van de UvA, van een archief is feitelijk geen sprake. Ik dank Menno Polak voor zijn hulp. De uitgeverij is later overgegaan naar uitgeverij Elsevier. Het archief van Elsevier berust bij het Stadsarchief Amsterdam, maar bevat niets over uitgeverij Paris. De tweede druk van Verzet en overgave verscheen bij Ten Have. Het archief van Ten Have, dat berust bij het Historisch Documentatiecentrum van de VU, bevat geen gegevens over de eerdere uitgave. Met dank aan Ton van der Worp, uitgever.

119 Ik dank dhr Roskam uit Oss voor zijn bereidheid mij deze brieven ter beschikking te stellen.

120 Wie er voor gezorgd heeft dat ook haar zuster Hendrica in Zutphen werd begraven, heb ik niet kunnen achterhalen. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat dit door de familie Beder is geregeld. Zie noot 36.

121 Een oproep in De Stentor, 16 april 2011 (regio Zutphen), had geen resultaat. Het archief van de Gereformeerde Kerk van Zutphen bevat geen gegevens over haar. Zie Regionaal Archief Zutphen, Archief Gereformeerde Kerk Zutphen. Een rubriek tuchtzaken ontbreekt.

122 Mededeling dr. A. Baumhoff, zie noot 36.

123 Oosterbaan, ‘Dr. Magda Stomps’, Op den Uitkijk 36 (1962-1963), 528.

124 In de verzameling overlijdensadvertenties van het cbg bevindt zich een overlijdensadvertentie, waarin Zutphen als woonplaats van de beide dochters wordt genoemd, in Het Vaderland: Staat- en Letterkundig Nieuwsblad van 13-09-1944 wordt Zutphen als plaats van sterven genoemd. Zie verder bij noot 91.

125 Zie K.F. Oosterbaan, ‘Aan de V.U. voelde zij zich thuis’, Op de Uitkijk 36 (1962-1963) 613-620, aldaar 613. Dit betreft een artikel over S. Knoppers-Dieleman, een andere meisjesstudent van de VU rond 1920. Oosterbaan refereerde daarin aan een bezoek van Stomps aan het museum.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

DNK | 84 Pagina's

Magda Stomps (1899-1979)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

DNK | 84 Pagina's