„Ik sterf”.
En Jozef zeiue tol zijne broederen: k sterf; maar God zal u gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk Hij Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft. Gen. 53 : 24.Achter den dood blijft voor ons nog altoos een mysterie, een verborgenheid, schuilen. ...
„In ’t lachen smart”.
Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. Spr. 14 : 13. De lach en de traan worstelen in ons ban gedurig om voorkeur, en in drieërlei groep gaat gemeenliik de menigte der menschenkinderen uiteen. Ér zijn er de in s ...
„Laat ons hem slaan met de tong”.
Toen zeiden zij: omt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet. Komt aan, en laat oïis hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar eenige zijner woorden Jeremia 18 : 18. ...
„Zij baden daarentegen”.
Maar de koning Jehizkia en de profeet Jeséja, de zoon van Amos, baden daarentegen, en zij riepen naar den hemel. - 2 Kron. XXXII:20. Toen, bij het naderen van de Ballingschap, Sanherib 't beleg om Jerusalem sloeg, scheen 't in een bang öogenblik, alsof de inneming ...
„Kastijd mij Heere, doch met mate!”
Kastijd mij, Heere, doch met mate; niet in uwen toorn, opdat Gij mij niet te niete maakt. Jeremia X; 24. Straf voor de zoude gaat van den Driemaal Heilige uit, en gaat evenzoo uit van de hoogst geplaatste macht op aarde, die onder Hem staat, maar de aard van deje t ...
„Die God tergen, hebben verzekerbljeden”.
De tenten der verwoesters hebben rust, en die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene dat God met zijne hand toebrengt. Job 12 : 6. Dat dit aangrijpende woord van Job misbruikt is door meer dan één die alle assurantie als uit den Booze bestreed, erkent thans ...
„Tot de Gemeente die zalig werd”.
En prezen God, en hadden genade bij het gansche volk. Èn de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente, die zalig werd. Hand. 11:47. Dat op den Pinksterdag, en op de beide dagen die er op volgden, zich een grooie schare uit de Joden en Grieken te Jerusalem bij de Apo ...
„Het bolk hetwelk ’t geklank kent.”
Welgelukzalig is het volk, hetwelk het geklank kent. O HEERE, zij zullen in het licht uws aanschijns wandelen. Psalm 89 : 16. Onder 't zingen van: „Hoe zalig is het volk dat naar uw klanken hoort!" leeft de ziel die God kent, als met heiligen sprong op. Het wil nie ...
„De Heere ziet het niet”.
En zeggen: De Heere ziet het niet, en de God Jakobs merkt het niet. Pi. 94 : 7. Ons diep religieus verval treedt in, zoo 't oogenblik nadert dat We met God niet meer rekenen, en dit verval verergert nog, zoo we stoutweg durven uitspreken, dat God zich niet meer met ...
„Zij steekt hare handen uit tot den nooddruftige.”
Zij breidt hare Handpalm uit tot den ellendige, en zij steekt hare handen uit tot den nooddruftige. Spreuken XXXI: 20. Vooral in de pijnlijke dagen, die, met heel Europa, ook ons land doorworstelt, heeft de lofzang op »de deugdzame huisvrouw*, die de Spreukendichte ...