„Tot de Gemeente die zalig werd”.
En prezen God, en hadden genade bij het gansche volk. Èn de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente, die zalig werd. Hand. 11:47. Dat op den Pinksterdag, en op de beide dagen die er op volgden, zich een grooie schare uit de Joden en Grieken te Jerusalem bij de Apo ...
„Kastijd mij Heere, doch met mate!”
Kastijd mij, Heere, doch met mate; niet in uwen toorn, opdat Gij mij niet te niete maakt. Jeremia X; 24. Straf voor de zoude gaat van den Driemaal Heilige uit, en gaat evenzoo uit van de hoogst geplaatste macht op aarde, die onder Hem staat, maar de aard van deje t ...
„Die God tergen, hebben verzekerbljeden”.
De tenten der verwoesters hebben rust, en die God tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene dat God met zijne hand toebrengt. Job 12 : 6. Dat dit aangrijpende woord van Job misbruikt is door meer dan één die alle assurantie als uit den Booze bestreed, erkent thans ...
„Zij baden daarentegen”.
Maar de koning Jehizkia en de profeet Jeséja, de zoon van Amos, baden daarentegen, en zij riepen naar den hemel. - 2 Kron. XXXII:20. Toen, bij het naderen van de Ballingschap, Sanherib 't beleg om Jerusalem sloeg, scheen 't in een bang öogenblik, alsof de inneming ...
„Laat ons hem slaan met de tong”.
Toen zeiden zij: omt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet. Komt aan, en laat oïis hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar eenige zijner woorden Jeremia 18 : 18. ...
„In ’t lachen smart”.
Het hart zal ook in het lachen smart hebben; en het laatste van die blijdschap is droefheid. Spr. 14 : 13. De lach en de traan worstelen in ons ban gedurig om voorkeur, en in drieërlei groep gaat gemeenliik de menigte der menschenkinderen uiteen. Ér zijn er de in s ...
„Ik sterf”.
En Jozef zeiue tol zijne broederen: k sterf; maar God zal u gewisselijk bezoeken, en Hij zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk Hij Abraham, Izak en Jakob gezworen heeft. Gen. 53 : 24.Achter den dood blijft voor ons nog altoos een mysterie, een verborgenheid, schuilen. ...
„De Heere uw God strijdt voor ulieden”.
Vreest ze niet, want de Heere uw God strijdt voor ulieden. Deuteronomium III : 22Gedurig nog vindt de onjuiste voorstelling ingang, alsof bij strijd en worsteling wij zelve het zijn, die door onze krachtsinspanning het geding waarom 't gaat, tot beslissing brengen, en dat onze God, dien we ...
„Visschers dan menschen”.
En Jezus zeide tót hen: olgt mij na, en ik zal maken, dat gij visschers der menschen zult worden. Mark. 1 : 17.Een kenner onder wie hengelen blijft thuis, als de zonneglans de wateren beschijnt, rnaar gaat op visschen uit, als de regen begint neer te druppelen en opkomende donderkoppen den ...
„Toen spogen zij in zijn aangezicht”.
Toen spogen zij in zijn aangezicht, en sloegen hem met Vuisten. Mattfe-20-, 67.In iemands gelaat, in zijn aanschijn, in zijn aangezicht spreekt zijn wezen. Al 't overige wat aan' hein ' is, kunnen we ons wegdenken, ZOO"'de uitdrukking-van iijn gelaat ons maar bijbjijft.' Om'ifemand te herk ...