Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 81
71 Dit bekeeringsverhaal, dat Denifle liet tweede „komediestuk" van Luther noemt (L a. p. 1-, p. 394), zou Luther het eerst hebben verzonnen bij zijn voorlezingen over Genesis 27, in 1540 gehouden. Hij verhaalt daar, hoe hij lang gezocht had naar de beteekenis van wat Paulus zegt in Rom. 1 : 17: ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 82
72 En in de derde plaats wijst Denifle er op, dat dit geheele verhaal door Luther eerst gedaan zou zijn in 1540, dus vijf en twintig jaar nadat zijn bekeering heeft plaats gevonden, terwijl hij vóór dien tijd nooit over de beteekenis, die Rom. 1 : 17 voor zijn geestelijk leven heeft gehad, ook ma ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 83
mmm^mMMmm^Kmmtmr^mmn^mi^mmrmi73 jaar 1542 bij E. KROKER, Luthers Tischreden, Leipzig, 1903, p. 309; en Luther's Psalmencommentaar van 1533 bij Psalm 51, 16 (E. A. op. lat. 19, 130 enz.). Maar hieruit blijkt dan ook, dat Luther, wanneer hij klaagt over het dwaalb ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 84
74 in 1512 en enkelen zelfs vóór zijn aanteekeningen op de Sententiën van Lombardus in 1508. Waar de gevoelens zoo uiteenloopen, kan men hier niet anders dan met groote voorzichtigheid conclusies trekken. Het citaat van Augustinus, waarop Luther zich later beriep, komt alleen voor in Luther's com ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 85
)75verhaal daardoor te sterker. Zelfs kan men nog verder teruggaan, want als Luther in zijn commentaar op de Romeinen bij Cap. 1 : 17 waarschuwt, dat men de justitia Dei toch niet zal opvatten als de „iustitia qua ipse iustus est in se ipso, sed qua nos ex ipso justificamur'' (FiCKE ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 86
76 logen moet zijn en dus de nieuwe justificatieleer, waarmede Luther is opgetreden, niet kan te danken zijn aan het licht, dat „illustrante Spiritu Sancto" over Rom. 1 : 17 hem was opgegaan, maar haar oorsprong veeleer moet gezocht worden in Luther's innerlijke verdorvenheid, waardoor hij met de ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 87
77 ipse a me recedebat"; en hij voegt er aan toe: zelfs „post confessionem et missationem nunquam poteram acquiescere animo, quia conscientia non potest firmam consolationem ex operibus habere" (E. A. op. lat. 7. 72, 73). En op de andere plaats zegt hij evenzoo: „Ego autem, qui me, utcunque irrep ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 88
7S a Deo nobis data gansch anders leerde opvatten, dan de Roomsche Theologen dit deden, niet als een bovennatuurlijke qualiteit, die den mensch ingestort vi^ordt, om hem tot het doen van goede werken in staat te stellen, maar als een gerechtigheid, die in Christus ons geschonken wordt en die wij ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 89
79 2«) DENIFLE, Luther, 1-, 456. Het eenige bewijs, dat Denifle hiervoor aanvoert, is, dat Lutlier in zijn voorlezing over de Psalmen (1513 gehouden) bij Psalm 76 (bij ons 77) aanteekende: „Qui non est expertus hanc compunctionem et meditationem, nullis verbis potest hunc psalmum doceri. Inde eni ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 90
80 zijn zaligheid bij God wilde verdienen. Het was, gelijk hij zelf zegt, een error, een dwaling van inzicht, waarin de meeste monniken in zijn dagen leefden (ENDERS, t. a. p. I, 29), en die in de leer der Roomsche Kerk van de verdienstelijkheid der goede werken en van het „facienti quod in se es ...