„Of al het volk des Heeten progeten waren”.
Doch Mozes leide tot hen: Zijt gij voor mij ijverende ? Och of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere zijnen Geest over hen gave! Numeri XI: 29. Mdzes stond geestelijk op hooger standpunt, dan het volk, waarover God hem de zorge had toevertrouwd. Mozes ...
„Gij maakt, dat het volk des Heeren overtreedt.”
Niet alzoo, mijne zonen; want dit is geen goed gerucht, dat ik hoore; gij maakt, dat het volk des Heeren overtreedt. Gedurig gaat er ook in het godsdienstig leven invloed van den één op den ander uit. Woorden wekken, maar voorbeelden trekken. Wie hooger geplaatst i ...
„Kastijd mij, Heere, doch met mate”.
Kastijd mij, Heere, doch met mate ; niet in uwen toorn, opdat Gij mij niet te niete maakt. Jeremia X : 24. Diep is het in de zifl snijdend schiildbesef, dat zich hier in de bede vau den Profeet Jeremia uitspreekt. Er was dan toch ten leste diepe zelfvernedering in ...
„Heet addervergift"
Zij scherpen hunne tong, als eene slang; heet 'addervergift is onder hunne lippen. Sela. Psalm 140 : 4. Denk u een glas met kristalhelder water. Doch nu wordt aan dit glas geschud, en op eens is alles troebel geworden, omdat er op den bodem van dat glas een donker ...
„Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”
En omtrent de negende ure riep Jezus met eene groote stemme, zeggende: Eli, Eli, Lama Sabachihani: dat is: mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ? Mdtth. XXVII : 46. De innerlijke geestessirijd is door den Man van Smarten niet op Golgolha, maar in Gethse ...
„Dies prees ik de dooden”.
Dies prees ik de dooden, die aireede gestorven waren, boven de levenden, die tot nog toe levend zijn. Prediker IV: 2. In ons vaderland kon einde November een toon van jubel opgaan. Veel had gedreigd, en vreeze had veler hart benepen. Maar de gelukkige uitkomst was ...
„Al is ’t, dat hij het niet geweten heeft.”
En indien een mensch zal gezondigd hebben, en gedaan tegen één van alle geboden des Heeren, hetwelk niet zoude gedaan worden, al is het dat hij het niet geweten heeft, nochtans is hij schuldig, en zal zijne ongerechtigheid dragen. Leviticus V : 17.Het is de Heere, die hier spreekt, en zijn ...
„Ook is, en mijns Vaders huis”.
Laat toch uw oor opmerkende, en uwe oogen open zijn, om te hooren^ n^ar JUetciig^ed; .iiws krieclits, dat ik heden voor uw aangezichte bidde, dag en nacht, voor de kinderen Israels, uwe. knechten; en ik doe.belijdenisse over de zonden der'kinderen Israels, die wij tegen U gezo ...
„Zet uw hart op de kudden.”
Wees naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden. Spreuken 27 : 23. Salomo spreekt hier in eigenlijken zin van de schapen zijner weide. Maar al te velen waren er ook in Israël, die hun kudde aan verwaarlooziiJg blootstelden, door ze ...
„Toen was het avond geweest en morgen geweest.”
En God noemde het licht dag, en de duisternisse noemde Hij nacht. Toen was het avond gewee.t, en 't was morgen g weest; de eerste dag. Gen. 1:5. Wij verstaan dea avond en den morgen niet, gelijk ze in het Scheppingsverhaal zijn opgeno men, ea in de wet der Tien Geb ...