Van de Voleinding.
CC. ZKSDE REEKS. XXIII. De groote%ag de!#HKEREN is nabij; hij is nabij, en zeer haastende; de jtemme van den dag des HEPKEN; de held zal •-ildaar bittertü - schreeuwen. Zlphanja 1 : ...
„Die ze allen bij name roept”.
Heft uwe-oogen op omhoog, en ziet, wie deze dingen geschapen heeft; die in getal hun heir voortbrengt; die ze alle bij name roept, vanwege de grootheid zijner krachten, en omdat Hij sterk van vermogen is; er wordt er niet één gemist. Jesaja XL : 26. In dien heerlij ...
„Jaagt de liefde na.”
Jaagt de liefde na; en ijvert om de geestelijke gaven, maar meest, dat gij moogt profeteeren. I Cor. XIV: 1. Bij eerste lezing doet het u raadselachtig aan, dat de apostel Paulus, ca in I Cor. XllI hei eenig schoone en wegsleepende triomflied der van God in ons ind ...
„Leid mij!”
Van het einde des lands roep ik tot U, als mijn hart overstelpt is; leidt mij op eenen rotssteen, die mij te hoog zoude zijn. Psalm LXI:3. Wat den Psalmist op zoo roerende wijze in Psalm 61 aangrijpt, is vieeie voor eigen vroomheid. Ia onze b=rijming grijpt 't ons ...
„De geest is wel gewillig maar het vleesch is zwak.”
Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt; de geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak. Markus XIV: 38 Het waren diep aangrijpende oogenblikken, die de Discipelen, onderwijl Jezus in Gethsémané streed, terzijde in liün geestesverblinding doorworstelde ...
„En de liefde niet had”
En al warehet, dat ikalmijne goederen lot onderhoud der armen uitdeelde; en al warehet, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zoude worden, en had de liefde niet, zoo zoude het mij geene nuttigheid geven. I Cor. XIII: 3. Het liefdelied in I Cor. XIII blijf ...
„Nedervallende hebben zij het aangebeden.”
[KERSTFEEST 1919.] En in het huis gekomen zijnde, vonden zij het kindeken met Maria, zijne moeder; en nedervallende hebben zij het aangebeden; en hunne schatten opengedaan hebbende, brachten zij hem geschenken, goud, en wierook, en mirre. Matth. ...
„Zijt dan navolgers Gods!”
Zijt dan navolgers Gods, als geliefde kinderen. Efeze V: l.'t Is zoo aangrijpend, en zoo bijoa verrassend, wat de Apostel ons hier toeroept over de navolging Gods. E-; n oproeping om, als geschapen r.aar het Beeld Gods, ons tot navolging van onzen God gereept n te gevoelen, spreekt ons geh ...
„Toen was het avond geweest en morgen geweest.”
En God noemde het licht dag, en de duisternisse noemde Hij nacht. Toen was het avond gewee.t, en 't was morgen g weest; de eerste dag. Gen. 1:5. Wij verstaan dea avond en den morgen niet, gelijk ze in het Scheppingsverhaal zijn opgeno men, ea in de wet der Tien Geb ...
„Bekeer mij, zoo zal ik bekeerd zijn.”
Ik heb wel gehoord, dat zich Ephraïm beklaagt, zeggende: ij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden, als een kalf, dat aan het juk nog niet gewend is. Bekeer mij, zoo zal ik bekeerd zijn; want Gij zijt de Heere mijn God. Jeremia XXXI:18.Diep ingrijpend in ons zielsieven is de ov ...