Van de Kerk.
XLII. En welke de uitnemende grootheid zijner kracht zij aan ons die gelooven, naar de werking der sterkte zijner macht. Efeze 1:19. Het kan niet bevreemden, dat er steeds zekere onzekerheid heerschen bleef over de vraag, of het Moha ...
„In een eerbaar gewaad”.
Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zich zelve versieren, niet in vlechtingen des haars, of goud, of paarlen, of kostelijke kleeding. 1 Tim. 11 : 9. We hadden niet licht kunnen denken, dat we weder zoo snel ia het gevaar ...
„Geen God meer behalve Mij!”
Verkondigt en treedt hier toe, ja beraadslaagt samen. Wie heeft dat laten hooren van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben ik het niet, de Heere ? En zoo is er geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik. Jesaia XLV:21. ...
Van de Kerk.
XLIII. En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. I Cor. XIII: 13. De gegevens omtrent de schrijvers, die ons omtrent Mekka en Medina hebben iningelicht, gaven we, summierlijk onder Mohamed. ...
„Zie, Ik, ja Ik zal naar mijne schapen vragen.”
Want zoo zegt de Heere HKERE: Zie, Ik, ja Ik zal naar mijne schapen vragen, en zal ze opzoeken. Ezech. XXXIV: 11. Met geheel eenigen nadruk betuigt de Heere het door Ezechiël aan zijn volk: »Zie, Ik, ja Ik zal Daar mijne schapen vragen en zal ze opzoeken c. Een pro ...
Van de Kerk.
XLVI. En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. I Cor. XIII: 13. Eerst met Lepanto's zeeslag op 7 Oct. 1571 onderging de gesteldheid der Mohamedanen in Azië en Europa zulk een diepindringen ...
„Bekeer mij, zoo zal ik bekeerd zijn.”
Ik heb wel gehoord, dat zich Ephraïm beklaagt, zeggende: ij hebt mij getuchtigd, en ik ben getuchtigd geworden, als een kalf, dat aan het juk nog niet gewend is. Bekeer mij, zoo zal ik bekeerd zijn; want Gij zijt de Heere mijn God. Jeremia XXXI:18.Diep ingrijpend in ons zielsieven is de ov ...
„En Jezus, ziende hun gedachten.”
En Jezus, ïiende hunne gedachten, zei de: aarom overdenkt gij kwaad in uwe harten? Matth. XI:4.Als Mattheus schrijft, dat Jezus de gedachten der Schriftgeleerden zag, is hiermede niet iets bovenmenschelijks aangeduid, maar is alleen, bedoeld, dat Jezus in zoo heldere mate vermocht wat óns ...
„Wees gegroet, gij begenadigde !”
[KERSTFEEST 1918.] En de engel, tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij benadigde; de Heere is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen. Lulcas I : 28. De ongelijke bedeeling die van Godswege ons, kinderen der menschen, ...
„Bethlehem”.
[KERSTFEEST 1918.] En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt (omdat hij uit den huize en geslachte Davids was.) Om beschreven te worden met Maria, zijne ondertrouwde vrouw ...