„Kastijd mij Heere, doch met mate!”
Kastijd mij, Heere, doch met mate; niet in uwen toorn, opdat Gij mij niet te niete maakt. Jeremia X; 24. Straf voor de zoude gaat van den Driemaal Heilige uit, en gaat evenzoo uit van de hoogst geplaatste macht op aarde, die onder Hem staat, maar de aard van deje t ...
„Dat onze Heere boven alle goden is”.
Want ik weet, dat de Heere groot ia, en dat onze Heere boven alle goden is. Psalm CXXXV : S. Van jongs af trof het, dat in de Heilige Schrift ook de afgoden met den eerecaam van £oden genoemd worden. En zulks niet slechts een enkel tnaal, doch keer op keer. Bij Jer ...
„Of al het volk des Heeten progeten waren”.
Doch Mozes leide tot hen: Zijt gij voor mij ijverende ? Och of al het volk des Heeren profeten waren, dat de Heere zijnen Geest over hen gave! Numeri XI: 29. Mdzes stond geestelijk op hooger standpunt, dan het volk, waarover God hem de zorge had toevertrouwd. Mozes ...
„Zij hebben ’t erger gemakt dan hun vaders.”
Doch zij hebben naar Mij niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hunnen nek verhard; zij hebben het erger gemaakt dan hunne vaders. Jeremia VII: 26. Achter oas ligt in de voorbijgegane eeuw de droeve periode dat het Materialisme in de kringen der wereld ...
„Laat af van toorn.”
Laat af van toorn, en verlaat de grimmigheid; ontsteek u niet. immers niet om kwaad te doen, Psalm XXXVII: 8. De indruk, die zich zoo vaak opdringt, alsof alle toorn uit den Booze zijn zou, kan niet ernstig genoeg worden weerstaao. In die voorstelling toch spreekt ...
„Zij deden de inwijding van het huis Gods met vreugde.”
En de kinderen Israels, de priesters en Levieten, en de overige kinderen der gevangenisse, deden de inwijding van dit Huis Gods, met vreugde. Ezra VI: 16. Ook geestelijk kan een volk verdorren en inzinken, dat 't alle hoogere wilskracht inboet, en tot nobeler initi ...
„Zij gaven naar tiun vermogen.
Zij gaven naar hun vermogen tot den schat des werks: aan goud, een en zestig duizend drachmen^ en aan zilver, vijf duizend ponden, en honderd priesterrokken. Ezra II : 69. Toen te Jeruzalem het grootsche werk te ondernemen was, om den heiligea Tempel, dien Ndbucadn ...
„Toen hij nog een jongeling was”.
Want in het achtste jaar zijner regeering, toen hij nog een jongeling was, begon hij den God van zijnen vader David te zoeken; en in het twaalfde jaar begon hij Juda en Jerusalem van de hoogten, en de bosschen, en de gesnedene en de gegotene beelden te reinigen. 2 ICron. XXXIV ...
„Gij zult de gabe des Heiligen Geestes ontbangen.”
[PINKSTER-ZONDAG 23 MEI.] En Petrus zeide tot hen: ekeert u, en een iegelijk van u wórde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Hand. II:38.Hand. II behoort tot de rijkste hoofdst ...
„Tot de Gemeente die zalig werd”.
En prezen God, en hadden genade bij het gansche volk. Èn de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente, die zalig werd. Hand. 11:47. Dat op den Pinksterdag, en op de beide dagen die er op volgden, zich een grooie schare uit de Joden en Grieken te Jerusalem bij de Apo ...