
„Op hem zal zijn kroon bloeien.”
Ik zal zijne vijanden met schaamte bejdeeden; maar op hem zal zijne kroon bloeien. Psalm CXXXII: 18. Gethsemané en Golgotha getuigden, eer de opstanding de ure der verheerlijking bracht, en het opvaren van den Christus ten hemel zijn glorie deed ingaan, hoe diepe i ...

„Een kind aan zichzelf overgelaten, beschaamt zijn moeder.”
De roede ejs de bestraffing geeft wijsheid; maar een kind, dat aan zichzelf gelaten is, beschaamt zijne moeder. Spreuken XXIX: 15. De steeds zich uitbreidende Bewaarschool is geen eere voor het land. Van zelf moet ze toegejuicht en welkom geheeten, waar 't jonge wi ...

„Zij steekt hare handen uit tot den nooddruftige.”
Zij breidt hare Handpalm uit tot den ellendige, en zij steekt hare handen uit tot den nooddruftige. Spreuken XXXI: 20. Vooral in de pijnlijke dagen, die, met heel Europa, ook ons land doorworstelt, heeft de lofzang op »de deugdzame huisvrouw*, die de Spreukendichte ...

„Kiest u heden, wien gij dienen zult”.
Doch zoo het kwaad is in uwe oogen, den Heere te dien»p, kiest u heden, wien ge dienen zult, hetzij de goden, welke uwe vaders, die aan de andere zijde der rivier waren, gediend hebben, of de goden der A'morieten, in welker land ge woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den Heere die ...

„Nader tot mijne ziel.”
Nader tot mijne ziele, bevrijd ze, verlos mij om mijner vijanden wille. Psalm LXIX: 19. Al kan bij dezen uitroep: > Nader tot mijne ziel en bevrijd ze", ongetwijfeld ook aan het uitwendig levenslot van den Psalmist gedacht worden, toch spreekt zich in dat »mijne ...

„Hij zocht den God zijns vaders.”
Maar hij zocht den God zijns vaders, en wandelde in zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. 2 Kron. XVII: 4. Josafat was als Koning van Juda een Vorst die de eere van zijn God te Jeruzalem hoog hield, en van wien gezegd mocht, dat hij in geheel zijn bewindv ...

„Zij hebben ’t erger gemakt dan hun vaders.”
Doch zij hebben naar Mij niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hunnen nek verhard; zij hebben het erger gemaakt dan hunne vaders. Jeremia VII: 26. Achter oas ligt in de voorbijgegane eeuw de droeve periode dat het Materialisme in de kringen der wereld ...

Van de Kerk.
XXI. En dit is de vrijmoedigheid die wij tot Hem hebben, dat zoo wij iets bidden naar zijnen wil, Hij ons verhoort. 1 Joh. V: 14. Gaan we nu nader op de bijzondere verklaringen van den Apostel in 1 Cor XIV in, dan toont het zich aans ...

Van de Rerk.
XXIII. En de geesten der profeten zijn den profeten onderworpen. Cor. XIV : 32. De profeten, die in deze hoedanigheid in het Nieuwe Testament optreden, bezitten daar niet meer de beteekenis, die aan de Profeten in het Oude Verbond to ...

„ De waardheid zal u vrijmaken”.
En gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. Johannes VIII : 32. Ook geestelijk is er rijke vrijheid ofslaafsche dienstbaarheid. Vrijheid is er, zoo ge u naar uw eigen aard bewegen kunt, maar het slaafsche kleeft u aan, zoo er een onDatuurlijke ...