1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 21
17 is, maar trapsgewijze, door plotselinge veranderingen, al zijn het ook zeer kleine. In tegenstelling tot de variaties, die rechtlijnig voortgaande veranderingen zijn, gaan de veranderingen, die mutaties genoemd worden, in nieuwe richtingen. Zij gaan daarbij, zoover de ervaring gaat, „richtungs ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 22
18 als de oorspronkelijke kweeker, geheel anders dan bij de veredelde rassen in den landbouw. In deze nieuwigheden komen in 't algemeen de eigenschappen der sprongvariaties zeer duidelijk te voorschijn; zij treden plotseling op zonder door overgangsvormen met den stamvorm verbonden te zijn, en zi ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23
19IOhelidonium laciniatum en Chelidonium majus zoo geheel het karakter van het verschil tusschen naverv?ante in 't wild groeiende planten vertoont. Bij de meeste andere voorbeelden had men verschillen, die niet uitsluitend, toch in 't algemeen in hoofdzaak, enkele organen of deelen ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 24
20immutabel, maar onder honderd ongeveer is het hem toch gelukt een enkele te vinden, die zich in den muteerenden toestand bevond en aan alle te voren gestelde verwachtingen beantwoordde. Het was de Oenothera Lamarckiana, eene plant die zeer verwant is aan de bekende Oenothera biennifls en ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 25
21 stengel, de vorm der inflorescenties, de kleur der bloembladen, de vorm der vruchten, de geschiktheid meer of minder zaden voort te brengen. Het is waar, dat de meeste mutanten afwijkingen vertoonen, die het waarschijnlijk maken, dat zij het in den strijd om het bestaan tegen O. Lamarckiana zo ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26
22haald. In 1897 werden van 1114 zaden even zoovele rubrinervisplanten verkregen. De herhaling met andere zaden van O. rubrinervis, 1862 in getal, gaf eveneens alleen zuivere nakomelingen. In de jaren 1893, 1895 en 1896 werd O. nanella uitgezaaid. Een keer leverden 440 zaden hetzelfde aant ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 27
23een bepaald aantal elementaire soorten ingevoerd hebben, die er vroeger nooit geweest zijn. Ontstaan nu de mutanten gedurende de mutatieperiode in groot aantal en op bepaalde plaatsen, zoodat ze daar, waar ze voorkomen, dicht naast elkaar groeien, dan is natuurlijk ook bij de niet verzor ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 28
24getreden zijn, dan is 't onmogelijk ze tot plotselinge mutaties in betrekking te brengen. Deze zouden toch zonder betrekking tot het nuttige plotseling in eens bij al deze diergroepen opgetreden zijn, bij alle in 't licht levende echter niet. Hier kan de variatie alleen verklaring geven. ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29
25Staartvorming bij den mensch. De staartvormige aanhangsels, die enkele malen bij den mensch zijn waargenomen, hebben steeds in bijzondere mate de algemeene aandacht getrokken. Velen meenden hier met een verschijnsel van atavisme te doen te hebben, waardoor weder een nieuw bewijs werd gel ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 30
26recht naar beneden en was 2.3 cM. lang. Behalve de eerste staartwervel was ook de tweede aanwezig als een groote plat gedrukte erwt, terwijl de derde zoo groot was als een linsenkorrel. Later heeft men in Europa nog enkele van dergelijke staartmenschen beschreven, maar den 4* en 5'i«" st ...