1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 14
6 d.i. door verbrijzeling en wegvoering van het gesteente door de zee. Breeder dan deze strandlijnen zijn de strandlerrassen en de strandvlakten. Onder de eerste zou ik willen verstaan, in overeenstemming met de terminologie van Von Richthofen, de zeer-breede seter, ontstaan door de branding der ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 15
9 dengroep, minder bewoonbaar zijn. Ook op Spitsbergen komen èn strandlijnen èn strandterrassen voor. Evenzoo in de Noorsche fjorden. Het feit, dat strandlijnen en -terrassen op groote hoogte boven den tegenwoordigen zeespiegel voorkomen, en vaak in serie boven elkaar, wijst er op, dat de hoogtev ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 16
TO aandacht heden vragen, tal van geulen vertoont, die sterk herinneren aan fjorden en trogdalen, en misschien als zoodanig mogen worden beschouwd. Ook in ander opzicht bestaat innig verband tusschen Spitsbergen en Scandinavië. Het westelijk gedeelte van het eerste, vertoont, evenals Bereneiland ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 17
11 fossielen kan men er, beter dan in eenig ander Poolland, een goeden indruk ontvangen van de vorming der arctische gebieden en van de sterke klimaatwisselingen, waaraan zij' blootgesteld zijn geweest. Door het betrekkelijk gunstig klimaat zijn recente vormingen goed te bestudeeren. Reeds het we ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 18
12 Ran den voet van het gebergte treft men dan ook overal groote, breede puinhellingen aan. Bij het Radio-station in de nabijheid van Barentsburg waren deze in Juli van dit jaar (en dit zal in die maand wel altijd zoo zijn) zeer drassig door het water, dat door de smelting van de sneeuw op het pl ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 19
13 daarbij uit. In vochtige, losse bodems geschiedt hetzelfde. Bedenkt men, dat het water in de capillairen van gesteente en bodem gemakkelijk onder-afgekoeld wordt, om bij bevriezing plotseling sterk uit te zetten, dan is in te zien dat bevriezing een sterk-vergruizende werking hebben moet. Högb ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 20
14 het gebergte opgebouwd, dat door de werking van sneeuw en ijs, en niet het minst door die van de, vorst, aan een voortdurend afbraakproces is onderworpen. Erosieve werking van stroomend water is hier buitengesloten. Diep in het gesteente indringende gleuven, vaak met nisvormige verwijdingen, e ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 21
15 De vorm van den Qully-gletscher, en die der arctische gletschers in 't algemeen, vertoont een duidelijk verschil met dien der alpine gletschers. De laatste hebben in de hoogte hun voedingsgebied, waar steeds nieuwe accumulatie van sneeuw en ijs plaats vindt. Naarmate zij neerdalen langs de hel ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 22
16 hier in den ijstijd inheemsch waren, en na het terugtrekken van het Noordsche landijs zijn achtergebleven. Men heeft zelfs hun aanwezigheid in ons land wel opgevat als bewijs van het feit, dat het Noorden van Nederland eenmaal vergletscherd is geweest. In Noorwegen, en soms ook in de Alpen, ko ...
1930 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 23
17 kort bekend, om over eventueele uitbreiding iets te kunnen zeggen Maar èn deze twee en de bovengenoemde maken den indruk, zeer jong te zijn. Beyerinck neemt op goede gronden aan, dat Linnaea bij Hoogsveen eerst na 1888 is ingeburgerd. Is het voorbarig, daaruit te besluiten, dat Linnaea boreali ...