1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 31
^t Anders is het evenwel met het feit, dat in de eerste formaties alleen planten voorkomen, welke wij gewoon zijn lagere planten te noemen en de hoogere planten — de Angiospermcn — van af het Krijt optreden. Wanneer er in den aanvang maar eenmaal plantenleven op aarde geschapen of hoe dan ook ont ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32
i24 deelt mee, dat men den palaeontologischen weg in moeilijke gevallen volgt, maar duidelijk is het, dat de meeste lagen niet bijzonder geschikt zijn om langs een anderen dan den palaeontologischen weg benaderd te worden. Dat komt, doordat de lagen veelal door aardkorstbewegingen of andere krach ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 33
è5 dat men niet al te zeer op de beteekenis der fossielen moet letten, oud. Reeds in 1864 werd daarop gewezen o,a. door David Page in een klein boekje ^). Hij zegt — blz, 76: — het is de onhoudbare leer van het synchronisme der soorten, die aanleiding gegeven heeft tot zoo menige ongerijmde hypot ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 34
26 getroffen, waardoor de fauna en de flora vernietigd werden. Het eiland ligt 40 K,M. ver van de begroeide kusten — dat is niet zeer ver — maar toch vond men in 1906 108 soorten van varens en hoogere planten en thans vindt men er reeds bepaalde vegetaties. Planten kunnen zich dus snel verspreide ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 35
èt anders treden ze in vele opvolgende lagen op, We begrijpen dat bezwaar, maar volgen de planten in de verschillende lagen elkaar op in gelijksoortige rijen, dan kan de geoloog ze gebruiken. (Stel Ie. laag aaabbb 2e. laag abbccc 3e. laag bbcccdd 4e. laag bcccdd enz.) Ook dit lijkt ons van uit ev ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 36
28Over de fossiele fungi valt weinig te zeggen. Oliver vond er soms in 't fossiele hout van de Carboon-formatie. Ook zijn paddestoelen bekend. Van mossen kent men op de plaats, waar men ze zou denken, geen enkele. De oorzaak van 't ontbreken van deze groep in het palaeozoïcum is onbekend. ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 37
29 chier en de onderste helft van een kastanjeblad in skeletvorm. De conclusie, hieruit te trekken is: Ie. er blijft maar weinig over; 2e. hoe minder lucht in 't sendiment aanwezig is, hoe meer kans er is, dat enkele resten fossiliseeren. Gunnar Andersson vond (1896), dat in de diluviale gronden ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 38
30leenden zich niet goed voor verder onderzoek, omdat het meestal afdrukken waren in steenkolen. Toen evenwel in het Carboon van Schotland (calciferous sandstone series), in Lancashire en Yorkshire in Engeland, in Frankrijk (Autun) en andere gebieden echte versteenigen gevonden werden, kon ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 39
31 welke eveneens op gereduceerde bladdeelen zaten. (Zooals men weet, is dat ook bij de recente Cycadeeën 't geval). Grand' Eury vond in 1905 een zaad, werkelijk bevestigd aan een blad, 't welk zich maar weinig van de steriele bladeren derzelfde plant onderscheidde n.l. Pecopteris Pluckenetii. De ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 40
32 bij Von Wettstein, Deze beeldt op biz. 20 van zijn voortreffelijk Handboek eenige onderaardsche deelen van onderscheiden planten af. Ze gelijken alle op wortels. De rhizoïden van vastzittende wieren; de onderaardsche deelen van mossen; de wortels van de vaatplanten; de zwembladeren van Salvini ...