1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 151
145 erfelijkheid, de rassen die dit vertoonen worden te zamen tussckenrassen resp, halfras en middelras genoemd. Voeding en teeltkeus. Bij de meristische variabiliteit van Bateson geschiedt de fluctueerende variatie naar getallen, Daarbij is het niet het meer of minder optreden van een kenteeken ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 152
M6 Uit de genomen proeven bleek: 1. Hoe jonger een plant is, des te grooter is de invloed der uitv^endige omstandigheden op haar variabiliteit, d. i. op de plaats, die hare bijzondere eigenschappen in de variabiliteitscurven van de geheele cultuur of 't ras zullen innemen. 2. In verband daarmee h ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 153
147 invloeden hunne werking in den loop van eenige generaties kunnen ophoopen, daar in 't algemeen alleen de beste individuen de beste zaden zullen voortbrengen. De fluktueerende variabiliteit is alzoo een verschijnsel van de physiologie der voeding, terwijl de uitwendige omstandigheden der mutab ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 154
148 wekken kan men deze variëteiten niet, men moet afwachten, tot ze zich toevallig toonen. En evenmin kan men met hen willekeurig tot hoogere trappen komen. Alleen het toeval, d. i. een ons onbekende inwerking, overschrijdt tot nu toe deze beide grenzen; geen uitzoeken kan meer dan den schijn va ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 155
149 De normale eigenschap is: De anomalie is: I. actief. latent. IL actief. semilatent. III. beide houden elkander ongeveer in evenwicht. IV. semilatent. actief. V. latent. actief. Misschien zijn meer gevallen mogelijk maar daarvoor zijn nu nog geen feiten aanwezig. I is de normale oorspronkelijk ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 156
150 atavisten blijven echter bi) het'ras behooren en vormen ook na herhaalde selectie in atavistische richting veel meer 4-8chi]vige bladeren dan de normale roode klaver (of liever het wilde halfras van den roeden klaver). Slechte zaden geven atavisten, zeer goede extreme varianten. 1. De Linaria ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 157
151 Bij de Oenothera moest een praemutatie aangenomen worden, het ontstaan van Peloria is blijkbaar anders. De leer van de anomalieën wordt in de eerste plaats daardoor beheerscht, dat uitwendige factoren alleen dan voor de verandering van den plantenvorm kunnen gelden, wanneer de geschiktheid om ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 158
152 komen en wel door het verdwijnen of op sterkere wijze optreden van kenteekens van den „inneren Formenkreis" of ook door het actief worden van kenteekens van den „ausseren Formenkreis". Dit is dus een combinatie van reeds voorhanden kenteekens. 't Optreden van kenteekens van den „inneren Kreis ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 159
153 men ze, wanneer de zaden van bij wijze van proef geïsoleerde exemplaren alleen de variëteit geven en wel zonder uitzondering. Dan is de constantie volledig. Herhaalde malen is door Darwin en door Hoffmann deze reinheid nagegaan en ook verscheidene malen gevonden. Toch meent men'nog algemeen, ...
1903 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 160
154 dan in de eerste generatie. Dit proces zou men dan nog eenige malen moeten herhalen. Vilmorin, die dit „affoler" noemde, meende, dat op deze wijze een stijging van de veranderlijkheid van een plant zou optreden, zoodat men eindelijk elk gewenscht kenteeken zou kunnen voortbrengen. Deze proeve ...