1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 131
125 steenen werktuigen in gebruik waren, en dat onder de metalen brons het eerst bekend was. Vier jaren later schreef de Franschman Mahudel eene verhandeling over steenen werktuigen en in 1778 beweerde de bekende George Louis Leclerc de Buffon (1707—1788) in zijne „époques de la nature" dat vele ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 132
126 aanvang neemt, werden de steenen, die voor werktuigen moesten dienen, slechts ruw bekapt ot behouwen ; daarom heel het ook het tijdvak der gehouwen of bekapte steenen (époque des pierres taillées). De mensch, die in dit tijdvak leefde, wordt gewoonlijk palaeolithische of diluviale mensch gehe ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 133
127 aantal kleine stukjes, die er afgeslagen of afgebrokkeld zijn en wel wat op steenen werktuigen gelijken. De Nederlandsche archaeoloog J. C. Ubaghs beweert dat hier allerlei palaeoiithische en neolithische kunstproducten dooreen liggen en houdt al deze fragmenten eenvoudig voor wapenen der Ebu ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 134
128 Door Félix Garrigou werd de palaeolithische periode in twee onderafdeelingen verdeeld, namelijk in de mammoet- of holenbeerperiode en in de rendierperiode, doch ook deze tijdperken vloeien veelszins ineen. De niammoetperiode is de oudste. De rendier- of oerosperiode rekent men te beginnen, to ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 135
129 meter meerwaarts daarvan verwijderd waren. De jongere bronsperiode of époque larnaudienne heeft haar naam ontvangen naar het plaatsje Larnaud in het departement Jura; de bronzen werktuigen van dit tijdvak werden niet meer uitsluitend gegoten, maar ook door bewerking met den hamer vervaardigd. ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 136
130 In middel-Europa groeiden toen palmen, cypressen, kamferboomen en olijfboomen. In de bosschen zwierf het reusachtige schrikdier (dinotherium giganteum) met twee naar beneden gebogen slagtanden, de tepeltand (mastodon angustidens) een olifant met vier schuin omlaag gerichte slagtanden, beneven ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 137
131 tweede helft der 19de eeuw vertoonen zij echter bijna overal op aarde eene inkrimping en verplaatsen zich hunne uiteinden bergwaarts. Van 1818 tot 1870 is de Rhónegletscher, die van den Galenstock afdaalt en waaruit de Rhone ontspringt, 600 meter achteruit geweken en van 1870 tot 1900 is hij ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 138
132 neushoren (rhinoceros tichorhinus); andere neushorens waren rhinoceros antiquitatis en rhinoceros mercki. Leeuwen, beren en hyaena's waren geduchte vijanden van het reuzenhert (cervus megaceros), den oeros (bos primigenius), den wisent (bison priscus), het paard en andere hoefdieren, van welk ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 139
133 later verloren geraakte. In 1828 maakte Journal bekend, dat hij in het hol van Bize bij Narbonne menschenbeenderen had gevonden, vermengd met beenderen van verschillende diluviale dieren, en in 1829 beschreef Christol in zijne „notice sur les ossements humains des cavernes du Gard" menschenbe ...
1911-1912 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 140
134 geraamte van een salamander. En evenzoo had hij op goede gronden aangetoond, dat het menschelijke geraamte, dat in 1805 door Manuel Cortez y Campomanos op het eiland Guadeloupe in eene harde kalksteenrots gevonden was, van betrekkelijk jongen datum moest wezen. Het zou echter weldra blijken d ...