Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 51
49 wezen op den echt, door iemand vóór zijne bekeering met een' ongeloovige gesloten, welke ook na die verandering in zijn ongeloof volhardt. D3 kerkvader Augustinus en ook de kerkhervormerLutijer hebben zelfs geoordeeld, dat de Christen wel niet steeds verplicht, maar toch altijd bevoegd was, om ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 52
50 Nochtans kan met het oog op de Heilige Schrift zelfs de maUtiosa desertio moeielijk als grond van echtscheiding worden toegelaten-/' Immers zegt de Heiland uitdrukkelijk, dat ook hij, die de onrechtmatig verlatene trouwt, overspel doet; en dus schijnt de Heer wel te bedoelen, dat die verbrekin ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 53
51 quoque, quae a viris non recipiuntur, ligatas manere asserit, ne ad alios maritos transeant. Quid autem, si mulier sit libidinosa, vel alio modo incontinens ? An non inhumanum est, quum perpetuo ardore aestuet, remedium illi negare? Respondeo, quum nos carnis nostrae infirmitas sollicitat, qua ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 54
52 Een advies van gelijksoortigen inhoud gaf Calvijn 22 Juli 1552 aan eene vrouw, die, wijl haar echtgenoot het haar om des geloofs wille zeer moeielijk maakte, vraagde of het geoorloofd ware haren man te verlaten. Zelfs wordt zij eenigermate bestraft, dat zij tegenover haren echtgenoot te veel g ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 55
53 voelen, dat men den echtgenoot zou mogen verlaten alleen om diens B verzet tegen de hoogste waarheid. Er is niet tweeërlei grond van u i echtscheiding: overspel èn ongeloof. Maar, aldus verklaart hij wat de Apostel 1 Cor. VII : 15 zegt: indien de ongeloovige ter zake des geloofs alleen den and ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 56
54 A. Pierson heeft dit ontkend. En wel met het oog op wat Calvijn geschreven heeft met betrekking tot het huwelijk van den 69-jarigen Farel, dat groote ergernis gaf, niet het minst daar Farel zijn gansche leven ongetrouwd was geweest. Wat toch schrijft Calvijn? »Puisqu'il n'y a nuUe loi qui empe ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 57
55 echtvereeniging," als in wat het volgende artikel zegt: »De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd", — is mede in den laatsten tijd met nadruk aangevallen. De heer Levy noemde laatstgemeld voorschrift «onwaardig, omdat het kwetsend is voor het eergevoel van de vrouw" ^). En een and ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 58
56 werkelijk geworden, volledig doorgewerkte, levenseenheid, langs welken weg, gelijk we straks opmerkten, elk huwelijk, zoo het niet geheel tot concubinaat wordt, toch hoogstens eene gestadige variatie is van huwelijk en concubinaat. l M 'üV • ^^ noemde dit de miskenning van de zelfstandige bete ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 59
57 zich in het algemeen een zeer beslist tegenstander van den heer van Houten waant, toch niet onmiddellijk de fout in dit betoog wist aan te wijzen. De dwaling, di.i door den heer van Houten in zake het huwelijk wordt toegepast, kankerde zoo ver reeds voort. Bij den heer Borret bestaan tegen de ...
Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 60
58 toch wezen, dat in een bepaald geval de omstandigheden anders waren; handelt de wetgever daarom toch niet het verstandigst, als hij zich in dezen van iedere regeling onthoudt, om zoo de mogelijkheid te laten, dat, indien eenige vrouw wel, en meer dan de man, geschiktheid heeft voor hoofd van d ...